Engels-Nederlands woordenboek »

sign betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
sign [signs] (any of several specialized non-alphabetic symbols)
noun
[UK: saɪn]
[US: ˈsaɪn]

speciaal tekensubstantief

sign [signs] (flat object bearing a message)
noun
[UK: saɪn]
[US: ˈsaɪn]

bordsubstantief

bordjesubstantief
{n}

markeringsubstantief

sign [signs] (linguistic unit in sign language)
noun
[UK: saɪn]
[US: ˈsaɪn]

gebaarsubstantief
{n}

sign [signs] (omen, see also: omen)
noun
[UK: saɪn]
[US: ˈsaɪn]

voortekensubstantief

sign [signs] (sign language in general, see also: )
noun
[UK: saɪn]
[US: ˈsaɪn]

gebarentaalsubstantief

sign [signed, signing, signs] (to make (a document) official by writing one's signature)
verb
[UK: saɪn]
[US: ˈsaɪn]

ondertekenenwerkwoord

sign [signs] (visible indication)
noun
[UK: saɪn]
[US: ˈsaɪn]

teken [tekenen]substantief

sign language [sign languages] noun
[UK: saɪn ˈlæŋ.ɡwɪdʒ]
[US: ˈsaɪn ˈlæŋ.ɡwɪdʒ]

gebarentaalsubstantief

sign of the cross (gesture)
noun

kruistekensubstantief
{n}

signage (signs taken collectively)
noun
[UK: ˈsaɪ.nɪdʒ]
[US: ˈsaɪ.nɪdʒ]

bebordingsubstantief
{f}

bewegwijzeringsubstantief
{f}

signal [signals] (sign made to give notice)
noun
[UK: ˈsɪɡ.nəl]
[US: ˈsɪɡ.nəl]

seinsubstantief
{n}

signaalsubstantief
{n}

signatory [signatories] (one who signs or signed)
noun
[UK: ˈsɪɡ.nət.r̩i]
[US: ˈsɪɡ.nə.ˌtɔː.ri]

ondertekenaarsubstantief

signature [signatures] (person’s autograph name)
noun
[UK: ˈsɪɡ.nə.tʃə(r)]
[US: ˈsɪɡ.nə.tʃər]

handtekeningsubstantief

signature [signatures] (printing: four or multiple of four pages folded to form a section of a book)
noun
[UK: ˈsɪɡ.nə.tʃə(r)]
[US: ˈsɪɡ.nə.tʃər]

katernsubstantief

significance [significances] (extent to which something matters)
noun
[UK: sɪɡ.ˈnɪ.fɪkəns]
[US: sɪg.ˈnɪ.fɪkəns]

belang [belangen]substantief
{f}

betekenissubstantief

importantiesubstantief
{f}

significant (having noticeable effect)
adjective
[UK: sɪɡ.ˈnɪ.fɪkənt]
[US: sɪg.ˈnɪ.fɪkənt]

beduidendbijvoeglijk naamwoord

betekenisvolbijvoeglijk naamwoord

significantbijvoeglijk naamwoord

veelbetekenendbijvoeglijk naamwoord

voelbaarbijvoeglijk naamwoord

waarneembaarbijvoeglijk naamwoord

significant figure (a digit that is meaningful with respect to the precision of a measurement)
noun
[UK: sɪɡ.ˈnɪ.fɪkənt ˈfɪ.ɡə(r)]
[US: sɪg.ˈnɪ.fɪkənt ˈfɪ.ɡjər]

beduidend cijfersubstantief
{n}

significant other (romantic partner, regardless of marital status)
noun

wederhelftsubstantief
{m} {f}

significantly (in a significant manner: notably)
adverb
[UK: sɪɡ.ˈnɪ.fɪk.ənt.li]
[US: sɪg.ˈnɪ.fɪk.ənt.li]

beduidendbijwoord

betekenisvolbijwoord

significantbijwoord

veelbetekenendbijwoord

voelbaarbijwoord

waarneembaarbijwoord

signify [signified, signifying, signifies] (to mean, to betoken, see also: mean; denote; betoken)
verb
[UK: ˈsɪɡ.nɪ.faɪ]
[US: ˈsɪɡ.nə.ˌfaɪ]

betekenenwerkwoord

signify [signified, signifying, signifies] (to show one's intentions)
verb
[UK: ˈsɪɡ.nɪ.faɪ]
[US: ˈsɪɡ.nə.ˌfaɪ]

duidelijk makenwerkwoord

te kennen gevenwerkwoord

signing bonus noun

intekenbonussubstantief
{m}

intekenpremiesubstantief
{f}