Engels-Nederlands woordenboek »

shield betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
shield [shields] (anything that protects or defends)
noun
[UK: ʃiːld]
[US: ˈʃiːld]

beschermingsubstantief
{f}

schermsubstantief
{n}

shield [shields] (armor)
noun
[UK: ʃiːld]
[US: ˈʃiːld]

schildsubstantief
{n}

shield [shields] (colloquial: a police badge)
noun
[UK: ʃiːld]
[US: ˈʃiːld]

badgesubstantief
{m}

penningsubstantief
{m}

shield [shields] (figuratively, one who protects or defends)
noun
[UK: ʃiːld]
[US: ˈʃiːld]

beschermersubstantief
{m}

beschermstersubstantief
{f}

shield [shields] (heraldry)
noun
[UK: ʃiːld]
[US: ˈʃiːld]

wapenschildsubstantief
{n}

shield [shielded, shielding, shields] (to protect, to defend)
verb
[UK: ʃiːld]
[US: ˈʃiːld]

afschermenwerkwoord

beschermenwerkwoord

verdedigenwerkwoord

shield [shields] (transportation: a sign or symbol identifying a highway route.)
noun
[UK: ʃiːld]
[US: ˈʃiːld]

plaatsubstantief
{f}

wegwijzersubstantief
{m}

shielded (provided with a shield)
adjective
[UK: ˈʃiːl.dɪd]
[US: ˈʃiːl.dəd]

geblindeerdbijvoeglijk naamwoord

shieldmaiden (Norse female virgin who had chosen to fight in battle)
noun

schildmaagdsubstantief

heat shield noun

hitteschildsubstantief
{n}

human shield (civilians placed in or around targets)
noun
[UK: ˈhjuː.mən ʃiːld]
[US: ˈhjuː.mən ˈʃiːld]

menselijk schildsubstantief
{n}

windshield [windshields] (screen located in front of a vehicle to protect from wind and weather)
noun
[UK: ˈwɪnd.ʃiːld]
[US: ˈwɪnd.ˌʃild]

voorruitsubstantief

windshield wiper [windshield wipers] (device to clear a windshield)
noun
[UK: ˈwɪnd.ʃiːld ˈwaɪ.pə(r)]
[US: ˈwɪnd.ˌʃild ˈwaɪ.pər]

ruitenwissersubstantief
{m}