Engels | Nederlands |
---|---|
scent [scents] (distinctive odour or smell) noun [UK: sent] [US: ˈsent] | geursubstantief reuksubstantief |
scent [scents] (figuratively: any traces that can be followed) noun [UK: sent] [US: ˈsent] | spoorsubstantief |
scent [scents] (perfume) noun [UK: sent] [US: ˈsent] | parfumsubstantief |
scent [scents] (sense of smell) noun [UK: sent] [US: ˈsent] | reukvermogensubstantief |
scent [scented, scenting, scents] (to detect the scent of) verb [UK: sent] [US: ˈsent] | ruikenwerkwoord |
acquiescent (resting satisfied or submissive) adjective [UK: ˌæ.kwi.ˈesnt] [US: ˌæ.kwi.ˈesnt] | onderdanigbijvoeglijk naamwoord weltevredenbijvoeglijk naamwoord |
acquiescent (willing to acquiesce) adjective [UK: ˌæ.kwi.ˈesnt] [US: ˌæ.kwi.ˈesnt] | inschikkelijkbijvoeglijk naamwoord welwillendbijvoeglijk naamwoord |
ascent [ascents] (act of ascending; motion upwards) noun [UK: ə.ˈsent] [US: ə.ˈsent] | stijgingsubstantief |
cognoscente [cognoscenti] (someone possessing specialized knowledge in a particular field) noun [UK: ˌkɒ.njəʊ.ˈʃen.tɪ] [US: ˌkɑː.njə.ˈʃen.tiː] | expertsubstantief kennersubstantief |
convalescent (recovering one's health and strength after a period of illness) adjective [UK: ˌkɒn.və.ˈlesnt] [US: ˌkɑːn.və.ˈle.sənt] | recuperenbijvoeglijk naamwoord |
crescent [crescents] (curved pastry) noun [UK: ˈkresnt] [US: ˈkre.sənt] | croissantsubstantief sikkelvormige rij huizensubstantief |
crescent [crescents] (figure of the moon) noun [UK: ˈkresnt] [US: ˈkre.sənt] | maansikkelsubstantief wassenaarsubstantief |
crescent moon (the moon as it appears in its first or last quarter) noun [UK: ˈkresnt muːn] [US: ˈkre.sənt ˈmuːn] | wassenaarsubstantief |
dehiscent (botany: which dehisces) adjective [UK: dɪ.ˈhɪsnt] [US: dɪ.ˈhɪ.sənt] | openspringendbijvoeglijk naamwoord |
descent [descents] (instance of descending) noun [UK: dɪ.ˈsent] [US: də.ˈsent] | afdalingsubstantief |
descent [descents] (lineage or hereditary derivation) noun [UK: dɪ.ˈsent] [US: də.ˈsent] | afkomstsubstantief herkomstsubstantief |
descent [descents] (sloping passage or incline) noun [UK: dɪ.ˈsent] [US: də.ˈsent] | hellingsubstantief |
effervescent (fizzy) adjective [UK: ˌe.fə.ˈvesnt] [US: ˌe.fər.ˈve.sənt] | bruisendbijvoeglijk naamwoord bruisendebijvoeglijk naamwoord |
fluorescent lamp (gas-discharge lamp) noun [UK: flʊə.ˈresnt læmp] [US: ˌflʊ.ˈre.sənt ˈlæmp] | spaarlampsubstantief tl-buissubstantief |
incandescent (emitting light as result of heating) adjective [UK: ˌɪnk.æn.ˈdesnt] [US: ˌɪnk.ən.ˈde.sənt] | lichtgevendbijvoeglijk naamwoord |
incandescent (shining brightly) adjective [UK: ˌɪnk.æn.ˈdesnt] [US: ˌɪnk.ən.ˈde.sənt] | witgloeiendbijvoeglijk naamwoord |
incandescent (showing intense emotion) adjective [UK: ˌɪnk.æn.ˈdesnt] [US: ˌɪnk.ən.ˈde.sənt] | eclatantbijvoeglijk naamwoord stralendbijvoeglijk naamwoord |
indehiscent (botany) adjective [UK: ˌɪndˌiːhˈɪsənt] [US: ˌɪndˌiːhˈɪsənt] | niet-openspringendbijvoeglijk naamwoord |
iridescent (producing lustrous colors) adjective [UK: ˌɪ.rɪ.ˈdesnt] [US: ˌɪ.rə.ˈde.sənt] | iriserendbijvoeglijk naamwoord |
pubescent (arriving at puberty) adjective [UK: pjuː.ˈbesnt] [US: pjuː.ˈbesnt] | puberaalbijvoeglijk naamwoord |
pubescent (individual going through puberty) noun [UK: pjuː.ˈbesnt] [US: pjuː.ˈbesnt] | pubersubstantief |
Red Crescent (branch of the Red Cross) proper noun [UK: ˈred.ˈkresnt] [US: ˈred.ˈkresnt] | Rode Halvemaaneigennam |