Engels-Nederlands woordenboek »

ripple betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
ripple [ripples] (implement for removing the seeds from flax)
noun
[UK: ˈrɪp.l̩]
[US: ˈrɪp.l̩]

repelsubstantief
{m}

ripple [ripples] (moving disturbance or undulation in the surface of a liquid)
noun
[UK: ˈrɪp.l̩]
[US: ˈrɪp.l̩]

rimpelingsubstantief

ripple [ripples] (sound similar to that of undulating water)
noun
[UK: ˈrɪp.l̩]
[US: ˈrɪp.l̩]

kabbelensubstantief
{n}

ripple [rippled, rippling, ripples] (to move like the undulating surface of a body of water)
verb
[UK: ˈrɪp.l̩]
[US: ˈrɪp.l̩]

kabbelenwerkwoord

cripple (crippled)
adjective
[UK: ˈkrɪp.l̩]
[US: ˈkrɪp.l̩]

kreupelbijvoeglijk naamwoord

cripple [cripples] (person who has severe impairment in physical abilities)
noun
[UK: ˈkrɪp.l̩]
[US: ˈkrɪp.l̩]

kreupelesubstantief
{m} {f}

crippled (having a physical impediment)
adjective
[UK: ˈkrɪp.l̩d]
[US: ˈkrɪp.l̩d]

kreupelbijvoeglijk naamwoord

verminktbijvoeglijk naamwoord