Engels-Nederlands woordenboek »

region betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
region [regions] (an administrative subdivision)
noun
[UK: ˈriː.dʒən]
[US: ˈriː.dʒən]

gewestsubstantief
{n}

region [regions] (any considerable and connected part of a space or surface)
noun
[UK: ˈriː.dʒən]
[US: ˈriː.dʒən]

gebiedsubstantief
{n}

jegenodesubstantief
{f}

landstreeksubstantief
{f}

regiosubstantief
{m}

streeksubstantief
{f}

regional (pertaining to a specific region)
adjective
[UK: ˈriː.dʒən.l̩]
[US: ˈriː.dʒən.l̩]

gewestelijkbijvoeglijk naamwoord

regionaalbijvoeglijk naamwoord

regional lockout (prevents the playing of imported media on a domestically marketed device)
noun

regionale uitsluitingsubstantief

Brussels-Capital Region (region of Belgium)
proper noun

Brussels Hoofdstedelijk Gewesteigennam
{n}

Davao Region (region of the Philippines)
proper noun

Regio Davaoeigennam

pubic region (part of the body near the pubes and the pubis)
noun

schaamstreeksubstantief

Special Region of Yogyakarta (autonomous region of Indonesia)
proper noun

speciale regio Yogyakartaeigennam