Engels-Nederlands woordenboek »

pun betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
punk [punks] (worthless person)
noun
[UK: pʌŋk]
[US: ˈpəŋk]

nietsnutsubstantief
{m} {f}

punt [punts] (bet or wager)
noun
[UK: pʌnt]
[US: ˈpənt]

goksubstantief
{m}

weddenschapsubstantief
{f}

punt [punts] (indentation in the base of a wine bottle)
noun
[UK: pʌnt]
[US: ˈpənt]

zielsubstantief
{f}

punt [punted, punting, punts] (make a highly speculative investment or other commitment)
verb
[UK: pʌnt]
[US: ˈpənt]

gokkenwerkwoord

weddenwerkwoord

punt [punts] (narrow shallow boat propelled by a pole)
noun
[UK: pʌnt]
[US: ˈpənt]

vletsubstantief
{c}

punt [punts] (point in the game of faro)
noun
[UK: pʌnt]
[US: ˈpənt]

puntsubstantief
{n}

punt [punted, punting, punts] (propel a punt with a pole)
verb
[UK: pʌnt]
[US: ˈpənt]

vlettenwerkwoord

punt [punted, punting, punts] (retreat from one's objective)
verb
[UK: pʌnt]
[US: ˈpənt]

zich terugtrekkenwerkwoord

puny (of inferior size, see also: small)
adjective
[UK: ˈpjuː.ni]
[US: ˈpjuː.ni]

ijdelbijvoeglijk naamwoord

kleinbijvoeglijk naamwoord

nietigbijvoeglijk naamwoord

zwakbijvoeglijk naamwoord

acupuncture [acupunctures] (insertion of needles for remedial purposes)
noun
[UK: ˈæ.kju.ˌpʌŋk.tʃə(r)]
[US: ˈæ.kjuː.ˌpəŋk.tʃər]

acupunctuursubstantief
{f}

acupuncturist [acupuncturists] (healthcare professional)
noun
[UK: ˈæ.kju.ˌpʌŋk.tʃə.rɪst]
[US: ˈæ.kju.ˌpʌŋk.tʃə.rɪst]

acupuncturistsubstantief
{m}

capital punishment (punishment by death, see also: death penalty)
noun
[UK: ˈkæ.pɪ.təl ˈpʌ.nɪ.ʃmənt]
[US: ˈkæ.pə.təl ˈpʌ.nɪ.ʃmənt]

doodstrafsubstantief
{f}

compunction (pricking of conscience)
noun
[UK: kəm.ˈpʌŋk.ʃn̩]
[US: kəm.ˈpəŋk.ʃn̩]

compunctiesubstantief
{f}

gewetensbeetsubstantief
{m}

wroegingsubstantief
{f}

corporal punishment (form of punishment achieved by inflicting blows to the offender's body)
noun
[UK: ˈkɔː.pə.rəl ˈpʌ.nɪ.ʃmənt]
[US: ˈkɔːr.pə.rəl ˈpʌ.nɪ.ʃmənt]

lijfstrafsubstantief
{m} {f}

expunge [expunged, expunging, expunges] (to eliminate)
verb
[UK: ɪk.ˈspʌndʒ]
[US: ɪk.ˈspʌndʒ]

verwijderenwerkwoord

expunge [expunged, expunging, expunges] (to erase or strike out)
verb
[UK: ɪk.ˈspʌndʒ]
[US: ɪk.ˈspʌndʒ]

uitwissenwerkwoord

hole punch (tool)
noun
[UK: həʊl pʌntʃ]
[US: hoʊl ˈpəntʃ]

perforatorsubstantief
{m}

impunity (freedom from punishment or retribution; security from any reprisal or injurious consequences of an action, behaviour etc.)
noun
[UK: ɪm.ˈpjuː.nɪ.ti]
[US: ˌɪm.ˈpjuː.nə.ti]

straffeloosheidsubstantief
{f}

interpunct (punctuation mark)
noun

halfhoge puntsubstantief
{m}

hoge puntsubstantief

lumbar puncture [lumbar punctures] (procedure to collect cerebrospinal fluid)
noun
[UK: ˈlʌm.bə(r) ˈpʌŋk.tʃə(r)]
[US: ˈlʌm.ˌbɑːr ˈpʌŋk.tʃər]

lumbaalpunctiesubstantief
{f}

mirror punishment (punishment)
noun

spiegelstrafsubstantief

no good deed goes unpunished (beneficial actions often go unappreciated etc.)
phrase

stank voor dankphrase

Rapunzel (the main character of that tale)
proper noun
[UK: rə.ˈpən.zəl]
[US: rə.ˈpən.zəl]

Raponsjeeigennam
{f}

spin [spun, spun, spinning, spins] (to make yarn)
verb
[UK: spɪn]
[US: ˈspɪn]

spinnenwerkwoord

spin [spun, spun, spinning, spins] (to move sideways when bouncing)
verb
[UK: spɪn]
[US: ˈspɪn]

doen draaienwerkwoord

spin [spun, spun, spinning, spins] (to turn around quickly)
verb
[UK: spɪn]
[US: ˈspɪn]

draaienwerkwoord

spin [spun, spun, spinning, spins] verb
[UK: spɪn]
[US: ˈspɪn]

tollenwerkwoord

spunk [spunks] (courage; spirit; mettle; determination)
noun
[UK: spʌŋk]
[US: ˈspəŋk]

levendigheidsubstantief

moedsubstantief

vastberadenheidsubstantief

12

Zoek geschiedenis