Engels-Nederlands woordenboek »

post- betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
post- (later)
adjective
[UK: pəʊst]
[US: poʊst]

post-bijvoeglijk naamwoord

post hoc (after the fact)
adverb

na de gebeurtenis.bijwoord

nadienbijwoord

post horn (horn formerly used by postmen)
noun
[UK: pəʊst hɔːn]
[US: poʊst ˈhɔːrn]

posthoornsubstantief
{m}

post office [post offices] (place)
noun
[UK: pəʊst ˈɒf.ɪs]
[US: poʊst ˈɑːf.əs]

posterijsubstantief
{f}

postkantoorsubstantief
{n}

post office box (box hired as collection point for mail)
noun
[UK: pəʊst ˈɒf.ɪs bɒks]
[US: poʊst ˈɑːf.əs ˈbɑːks]

postbussubstantief
{f}

post-production (stages of film production happening between the actual filming and the completed film)
noun

post-productiesubstantief

post-traumatic stress disorder (condition that develops following some stressful situation)
noun

posttraumatische stressstoornissubstantief
{f}

post-war (pertaining to a period following the end of a war)
adjective
[UK: pəʊst wɔː(r)]
[US: poʊst ˈwɔːr]

naoorlogsbijvoeglijk naamwoord

postage stamp [postage stamps] (piece of paper indicating postage has been paid)
noun
[UK: ˈpəʊ.stɪdʒ.ˈstæmp]
[US: ˈpəʊ.stɪdʒ.ˈstæmp]

postzegelsubstantief
{m}

postal address (the address to which mail is delivered)
noun
[UK: ˈpəʊ.stl̩ ə.ˈdres]
[US: ˈpoʊ.stl̩ ˈæ.ˌdres]

huisadressubstantief
{n}

postalveolar (any sound articulated with the tongue near or touching the back of the alveolar ridge)
noun
[UK: pˌəʊstəlvɪˈəʊlə]
[US: pˌoʊstəlvɪˈoʊlɚ]

postalveolaarsubstantief
{c}

postalveolar (articulated with the tongue near or touching the back of the alveolar ridge)
adjective
[UK: pˌəʊstəlvɪˈəʊlə]
[US: pˌoʊstəlvɪˈoʊlɚ]

postalveolairbijvoeglijk naamwoord

postbellum (of the period following a war)
adjective
[UK: ˈpəʊst.ˈbe.ləm]
[US: ˈpəʊst.ˈbe.ləm]

naoorlogsbijvoeglijk naamwoord

postcard [postcards] (rectangular piece of thick paper to be mailed without an envelope)
noun
[UK: ˈpəʊstk.ɑːd]
[US: ˈpoʊstk.ɑːd]

ansichtkaartsubstantief

kaartsubstantief

postkaartsubstantief

postclassical (after the classical era)
adjective

postklassiekbijvoeglijk naamwoord

postcode [postcodes] (sequence of letters and numbers added to a postal address)
noun
[UK: ˈpəʊstk.əʊd]
[US: ˈpoʊstkoʊd]

postcodesubstantief
{m}

postnummersubstantief
{m} {f}

poster [posters] (picture intended to be attached to a wall)
noun
[UK: ˈpəʊ.stə(r)]
[US: ˈpoʊ.stə(r)]

affichesubstantief
{n}

postersubstantief
{m}

posterior [posteriors] (buttocks)
noun
[UK: pɒ.ˈstɪə.rɪə(r)]
[US: ˌpɒ.ˈstɪ.rier]

Achterstesubstantief

achterwerksubstantief

posterior (following in order or time)
adjective
[UK: pɒ.ˈstɪə.rɪə(r)]
[US: ˌpɒ.ˈstɪ.rier]

laterbijvoeglijk naamwoord

posterieurbijvoeglijk naamwoord

posterior (located towards the rear)
adjective
[UK: pɒ.ˈstɪə.rɪə(r)]
[US: ˌpɒ.ˈstɪ.rier]

achterkantbijvoeglijk naamwoord

rugzijdebijvoeglijk naamwoord

posterior chamber [posterior chambers] (space between iris and lens)
noun

achterste oogkamersubstantief
{f}

posterity [posterity] (all the future generations)
noun
[UK: pɒ.ˈste.rɪ.ti]
[US: paˈste.rə.ti]

nageslachtsubstantief
{n}

postern [posterns] (secondary gateway)
noun
[UK: ˈpɒ.stən]
[US: ˈpɒ.stən]

achterdeursubstantief

achterpoortsubstantief

zijdeursubstantief

zijingangsubstantief

postern (situated at the rear)
adjective
[UK: ˈpɒ.stən]
[US: ˈpɒ.stən]

achteraangelegenbijvoeglijk naamwoord

posthumous (born after one's father's death)
adjective
[UK: ˈpɒ.stjʊ.məs]
[US: ˈpɑːs.tʃʊ.məs]

posthuumbijvoeglijk naamwoord

postuumbijvoeglijk naamwoord

postimpressionism (genre of painting)
noun
[UK: pˌəʊstɪmprˈeʃənˌɪzəm]
[US: pˌoʊstɪmprˈeʃənˌɪzəm]

postimpressionismesubstantief
{n}

postmodernism (a style of art, literature, etc)
noun
[UK: ˌpəʊst.ˈmɒ.də.nɪ.zəm]
[US: ˌpoʊst.ˈmɒ.də.nɪ.zəm]

postmodernismesubstantief

12

Zoek geschiedenis