Engels-Nederlands woordenboek »

pith betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
pith (essential or vital part)
noun
[UK: pɪθ]
[US: ˈpɪθ]

kernsubstantief
{m}

pith (soft spongy substance in the center of the stems of many plants and trees)
noun
[UK: pɪθ]
[US: ˈpɪθ]

mergsubstantief
{n}

pithy [pithier, pithiest] (Concise and meaningful)
adjective
[UK: ˈpɪ.θi]
[US: ˈpɪ.θi]

beknoptbijvoeglijk naamwoord

bondigbijvoeglijk naamwoord

kernachtigbijvoeglijk naamwoord

pithy [pithier, pithiest] (Of, like, or abounding in pith)
adjective
[UK: ˈpɪ.θi]
[US: ˈpɪ.θi]

mergachtigbijvoeglijk naamwoord

rijk aan mergbijvoeglijk naamwoord

pithouse (primitive building)
noun

kuilhuissubstantief
{n}

epithelium [epitheliums] (membranous tissue)
noun
[UK: ˌe.pɪ.ˈθiː.ljəm]
[US: e.pə.ˈθiː.liːəm]

epitheelsubstantief

epithet [epithets] (abusive or contemptuous word or phrase)
noun
[UK: ˈe.pɪ.θet]
[US: ˈe.pə.ˌθet]

scheldnaamsubstantief
{m}

schimpnaamsubstantief
{m}

epithet [epithets] (term used to characterize a person or thing)
noun
[UK: ˈe.pɪ.θet]
[US: ˈe.pə.ˌθet]

epithetonsubstantief
{n}

toenaamsubstantief
{m}