Engels-Nederlands woordenboek »

path betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
path [paths] (a course taken)
noun
[UK: pɑːθ]
[US: ˈpæθ]

weg [wegen]substantief
{m}

path [paths] (a trail for the use of, or worn by, pedestrians)
noun
[UK: pɑːθ]
[US: ˈpæθ]

padsubstantief
{n}

pathetic (arousing pity, sympathy, or compassion)
adjective
[UK: pə.ˈθe.tɪk]
[US: pə.ˈθe.tɪk]

deerniswekkendbijvoeglijk naamwoord

meelijwekkendbijvoeglijk naamwoord

zieligbijvoeglijk naamwoord

pathetic (arousing scorn or contempt)
adjective
[UK: pə.ˈθe.tɪk]
[US: pə.ˈθe.tɪk]

sneubijvoeglijk naamwoord

pathogen [pathogens] (any organism or substance that causes disease)
noun
[UK: ˈpæ.θə.dʒən]
[US: ˈpæ.θə.dʒən]

pathogeensubstantief

ziektekiemsubstantief
{f}

pathogenic (able to cause disease)
adjective
[UK: ˈpæ.θə.dʒən]
[US: ˌpæ.θə.ˈdʒe.nɪk]

pathogeenbijvoeglijk naamwoord

patholinguistics (study of language disorders)
noun

taalpathologiesubstantief
{f}

pathology [pathologies] (branch of medicine)
noun
[UK: pə.ˈθɒ.lə.dʒi]
[US: pə.ˈθɑː.lə.dʒi]

pathologiesubstantief
{f}

pathologist [pathologists] (expert in pathology)
noun
[UK: pə.ˈθɒ.lə.dʒɪst]
[US: pə.ˈθɑː.lə.dʒəst]

patholoogsubstantief
{m}

patholoog-anatoomsubstantief
{m}

angiopathy [angiopathies] (any disease of the blood vessels)
noun
[UK: ˌaŋɡɪˈɒpəθi]
[US: ˌæŋɡɪˈɑːpəθi]

angiopathiesubstantief
{f}

antipathy [antipathies] (contrariety or opposition in feeling)
noun
[UK: æn.ˈtɪ.pə.θi]
[US: æn.ˈtɪ.pə.θi]

afkeersubstantief
{m}

antipathiesubstantief
{f}

apathetic (void of feeling)
adjective
[UK: ˌæ.pə.ˈθe.tɪk]
[US: ˌæ.pə.ˈθe.tɪk]

apathischbijvoeglijk naamwoord

onverschilligbijvoeglijk naamwoord

apathy (lack of emotion or motivation)
noun
[UK: ˈæ.pə.θi]
[US: ˈæ.pə.θi]

apathiesubstantief
{f}

bicycle path (segregated path for the use of bicycles)
noun
[UK: ˈbaɪ.sɪk.l̩ pɑːθ]
[US: ˈbaɪ.sɪk.l̩ ˈpæθ]

fietspadsubstantief
{n}

bovine spongiform encephalopathy noun

boviene spongiforme encefalopathiesubstantief
{f}

dollekoeienziektesubstantief
{f}

gekkekoeienziektesubstantief
{f}

cardiomyopathy [cardiomyopathies] (deterioration of the myocardium)
noun

cardiomyopathiesubstantief
{f}

Carpathians (mountainous system in Central Europe)
proper noun
[UK: kɑːpˈaθiənz]
[US: kɑːrpˈæθiənz]

Karpateneigennam
{Pl}

empathic (showing or expressing empathy)
adjective

empathischbijvoeglijk naamwoord

empathy (intellectual identification with another person)
noun
[UK: ˈem.pə.θi]
[US: ˈem.pə.θi]

empathiesubstantief
{f}

inlevingsvermogensubstantief
{n}

encephalopathy [encephalopathies] (condition affecting the brain)
noun
[UK: en.ˌse.fə.ˈlɒ.pə.θi]
[US: en.ˌse.fə.ˈlɒ.pə.θi]

encefalopathiesubstantief

footpath [footpaths] (path to be used by people walking)
noun
[UK: ˈfʊt.pɑːθ]
[US: ˈfʊt.ˌpæθ]

voetpadsubstantief
{n}

Hamiltonian path (path which visits each vertex exactly once)
noun

Hamiltonpadsubstantief
{n}

histopathology [histopathologies] (study of tissue)
noun
[UK: hˌɪstəpəθˈɒlədʒi]
[US: hˌɪstəpəθˈɑːlədʒi]

histopathologiesubstantief
{f}

homeopath [homeopaths] (a person who practices homeopathy)
noun
[UK: ˈhəʊ.mɪə.pæθ]
[US: ˈhoʊ.mɪə.pæθ]

homeopaatsubstantief
{m}

homeopathic (of or pertaining to homeopathy)
adjective
[UK: ˌhəʊ.mɪə.ˈpæ.θɪk]
[US: ˌhoʊ.mɪə.ˈpæ.θɪk]

homeopathischbijvoeglijk naamwoord

homeopathy (system of treating diseases with very small amounts)
noun
[UK: ˌhəʊ.mi.ˈɒ.pə.θi]
[US: ˌhoʊ.mi.ˈɒ.pə.θi]

homeopathiesubstantief
{f}

naturopath [naturopaths] (practitioner of naturopathy)
noun
[UK: nˈeɪtʃərˌɒpaθ]
[US: nˈeɪtʃɚrˌɑːpæθ]

natuurgeneeskundigesubstantief
{m} {f}

natuurgenezersubstantief
{m}

naturopathy (system of therapy)
noun
[UK: nˌeɪtʃərˈɒpəθi]
[US: nˌeɪtʃɚrˈɑːpəθi]

natuurgeneeskundesubstantief
{f}

natuurgeneeswijzesubstantief
{m} {f}

neuropathic (of, or relating to neuropathy)
adjective
[UK: ˌnjʊərəʊˈpæθɪk]
[US: ˌnjʊərəʊˈpæθɪk]

neuropathischbijvoeglijk naamwoord

12

Zoek geschiedenis