Engels-Nederlands woordenboek »

past participle betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
past participle noun
[UK: pɑːst ˈpɑː.tɪ.sɪp.l̩]
[US: ˈpæst ˈpɑːr.tɪ.sɪp.l̩]

verleden deelwoordsubstantief
{n}

voltooid deelwoordsubstantief
{n}

Zoek geschiedenis