Engels-Nederlands woordenboek »

nit betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
ignition key noun
[UK: ɪɡ.ˈnɪʃ.n̩ kiː]
[US: ɪg.ˈnɪʃ.n̩ ˈkiː]

contactsleutelsubstantief
{m}

ilmenite (a weakly magnetic dark gray mineral)
noun
[UK: ˈɪlmənˌaɪt]
[US: ˈɪlmənˌaɪt]

ilmenietsubstantief

immunity [immunities] (exemption from legal prosecution)
noun
[UK: ɪ.ˈmjuː.nɪ.ti]
[US: ˌɪ.ˈmjuː.nə.ti]

onschendbaarheidsubstantief

immunity [immunities] (exemption from specified duties)
noun
[UK: ɪ.ˈmjuː.nɪ.ti]
[US: ˌɪ.ˈmjuː.nə.ti]

vrijstellingsubstantief

immunity [immunities] (the quality of being resistant to infection)
noun
[UK: ɪ.ˈmjuː.nɪ.ti]
[US: ˌɪ.ˈmjuː.nə.ti]

immuniteitsubstantief

impunity (freedom from punishment or retribution; security from any reprisal or injurious consequences of an action, behaviour etc.)
noun
[UK: ɪm.ˈpjuː.nɪ.ti]
[US: ˌɪm.ˈpjuː.nə.ti]

straffeloosheidsubstantief
{f}

inanity (property of being inane)
noun
[UK: ɪ.ˈnæ.nɪ.ti]
[US: ɪ.ˈnæ.nɪ.ti]

inhoudsloosheidsubstantief
{f}

leegheidsubstantief
{f}

stupiditeitsubstantief
{f}

zinloosheidsubstantief
{f}

incognito (without being known; in an assumed character, or under an assumed title; in disguise)
adjective
[UK: ˌɪnk.ɒɡ.ˈniː.təʊ]
[US: ˌɪnk.ɒg.ˈniːto.ʊ]

incognitobijvoeglijk naamwoord

incognito (without revealing one's identity)
adverb
[UK: ˌɪnk.ɒɡ.ˈniː.təʊ]
[US: ˌɪnk.ɒg.ˈniːto.ʊ]

incognitobijwoord

indefinite article (word preceding a noun to indicate any member of the class of objects)
noun
[UK: ɪn.ˈde.fɪ.nət ˈɑː.tɪk.l̩]
[US: ˌɪn.ˈde.fə.nət ˈɑːr.tək.l̩]

lidwoord van onbepaaldheidsubstantief
{n}

onbepaald lidwoordsubstantief
{n}

indefinite pronoun (Pronoun not specifying the identity of its referent)
noun
[UK: ɪn.ˈde.fɪ.nət ˈprəʊ.naʊn]
[US: ˌɪn.ˈde.fə.nət ˈproʊ.naʊn]

onbepaald voornaamwoordsubstantief
{n}

indefinitely (For a long time, no end defined)
adverb
[UK: ɪn.ˈde.fɪ.nət.li]
[US: ˌɪn.ˈde.fə.nət.li]

voor onbepaalde tijdbijwoord

indefinitely (Forever)
adverb
[UK: ɪn.ˈde.fɪ.nət.li]
[US: ˌɪn.ˈde.fə.nət.li]

altijdbijwoord

eeuwigbijwoord

permanentbijwoord

voorgoedbijwoord

infinite (figuratively, very large)
adjective
[UK: ˈɪn.fɪ.nət]
[US: ˈɪn.fə.nət]

eindeloosbijvoeglijk naamwoord

oneindigbijvoeglijk naamwoord

infinitesimal (very small)
adjective
[UK: ˌɪn.fɪ.nɪ.ˈte.sɪm.l̩]
[US: ˌɪn.ˌfɪ.nə.ˈte.səm.l̩]

infinitesimaalbijvoeglijk naamwoord

oneindig kleinbijvoeglijk naamwoord

infinitesimal calculus (Differential calculus and integral calculus considered together as a single subject)
noun

infinitesimaalrekeningsubstantief
{f}

infinity [infinities] (endlessness, unlimitedness, absence of end or limit)
noun
[UK: ɪn.ˈfɪ.nɪ.ti]
[US: ˌɪn.ˈfɪ.nə.ti]

oneindigheidsubstantief

infinitive [infinitives] (a mood or mode of verbs)
noun
[UK: ɪn.ˈfɪ.nə.tɪv]
[US: ˌɪn.ˈfɪ.nə.tɪv]

infinitiefsubstantief
{m}

onbepaalde wijssubstantief
{m}

initial (chronologically first)
adjective
[UK: ɪ.ˈnɪʃ.l̩]
[US: ˌɪ.ˈnɪʃ.l̩]

aanvankelijkbijvoeglijk naamwoord

begin-bijvoeglijk naamwoord

initieelbijvoeglijk naamwoord

vroegbijvoeglijk naamwoord

initial [initials] (first letter of a word)
noun
[UK: ɪ.ˈnɪʃ.l̩]
[US: ˌɪ.ˈnɪʃ.l̩]

beginlettersubstantief

initiaalsubstantief

voorlettersubstantief

initial [initialled, initialling, initials] (sign one's initial(s))
verb
[UK: ɪ.ˈnɪʃ.l̩]
[US: ˌɪ.ˈnɪʃ.l̩]

paraferenwerkwoord

initial (spatially first)
adjective
[UK: ɪ.ˈnɪʃ.l̩]
[US: ˌɪ.ˈnɪʃ.l̩]

eerstebijvoeglijk naamwoord

voorstebijvoeglijk naamwoord

initial public offering [initial public offerings] (first offering to members of the public of stock in a company)
noun
[UK: ɪ.ˈnɪʃ.l̩ ˈpʌ.blɪk ˈɒ.fər.ɪŋ]
[US: ˌɪ.ˈnɪʃ.l̩ ˈpʌ.blɪk ˈɒ.fər.ɪŋ]

beursgangsubstantief
{m}

beursintroductiesubstantief
{f}

2345

Zoek geschiedenis