named betekenis in Nederlands

Engels	Nederlands
named (having a name) adjective [UK: ˈneɪmd] [US: ˈneɪmd]	genaamdbijvoeglijk naamwoord
name day (feast day of a saint) noun [UK: ˈneɪm deɪ] [US: ˈneɪm ˈdeɪ]	naamdagsubstantief {m} {f}
nickname [nicknamed, nicknaming, nicknames] (to give a nickname to) verb [UK: ˈnɪk.neɪm] [US: ˈnɪk.ˌnem]	bijnamenwerkwoord
rename [renamed, renaming, renames] (to give a new name to) verb [UK: ˌriː.ˈneɪm] [US: ri.ˈneɪm]	hernoemenwerkwoord

Zoek geschiedenis