Engels-Nederlands woordenboek »

love betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
love [loves] (zero)
noun
[UK: ˈlʌv]
[US: ˈlʌv]

nulsubstantief

love at first sight (an instantaneous attraction)
noun
[UK: ˈlʌv ət ˈfɜːst saɪt]
[US: ˈlʌv ət ˈfɝːst ˈsaɪt]

liefde op het eerste gezichtsubstantief

love bite (swelling on the skin, see also: hickey)
noun

zuigpleksubstantief
{f}

zuigvleksubstantief
{f}

zuigzoensubstantief

love child (child born as a result of a romantic liaison between unmarried parents)
noun
[UK: ˈlʌv tʃaɪld]
[US: ˈlʌv ˈtʃaɪld]

liefdeskindsubstantief

love game (a game in which one player scored no points)
noun
[UK: ˈlʌv ɡeɪm]
[US: ˈlʌv ˈɡeɪm]

lovegamesubstantief
{m}

love hotel (short-stay hotel for sex)
noun

shortstaysubstantief
{m}

love-in-a-mist [love-in-a-mist] (Nigella damascena)
noun
[UK: ˈlʌv ɪn ə mɪst]
[US: ˈlʌv ɪn ə ˈmɪst]

juffertje-in-het-groensubstantief

love interest (one of interest as a (potential) partner in love)
noun

vlamsubstantief
{f}

love is blind (proverb)
phrase

liefde is blindphrase

love letter (letter about the author's love)
noun
[UK: ˈlʌv ˈle.tə(r)]
[US: ˈlʌv ˈle.tər]

liefdesbriefsubstantief
{m}

love story (a story about love)
noun
[UK: ˈlʌv ˈstɔː.ri]
[US: ˈlʌv ˈstɔː.ri]

liefdesverhaalsubstantief
{n}

love triangle (situation in which two people vie for the love of a third)
noun
[UK: ˈlʌv ˈtraɪæŋ.ɡl̩]
[US: ˈlʌv ˈtraˌjæŋ.ɡl̩]

driehoeksverhoudingsubstantief
{f}

lovebird [lovebirds] (parrot of the genus Agapornis)
noun
[UK: ˈlʌv.bɜːd]
[US: ˈlʌv.bɝːd]

agapornissubstantief
{m}

dwergpapegaaisubstantief
{m}

loveless (without love)
adjective
[UK: ˈlʌv.ləs]
[US: ˈlʌv.ləs]

liefdeloosbijvoeglijk naamwoord

lovely [lovelier, loveliest] (Beautiful; charming; very pleasing in form, looks, tone, or manner.)
adjective
[UK: ˈlʌv.li]
[US: ˈlʌv.li]

beminnelijkbijvoeglijk naamwoord

liefelijkbijvoeglijk naamwoord

lieflijkbijvoeglijk naamwoord

lovely [lovelier, loveliest] (inspiring love or friendship)
adjective
[UK: ˈlʌv.li]
[US: ˈlʌv.li]

geliefdbijvoeglijk naamwoord

lievenswaardigbijvoeglijk naamwoord

lovely [lovelier, loveliest] (very nice, wonderful)
adjective
[UK: ˈlʌv.li]
[US: ˈlʌv.li]

heerlijkbijvoeglijk naamwoord

zaligbijvoeglijk naamwoord

lovelorn adjective
[UK: ˈlʌ.vlɔːn]
[US: ˈlʌ.vlɔːrn]

liefdeloosbijvoeglijk naamwoord

lovely (attractive person)
noun
[UK: ˈlʌv.li]
[US: ˈlʌv.li]

liefjesubstantief
{n}

lieverdsubstantief
{m}

oogappelsubstantief
{n}

schatsubstantief
{n}

lovely (lovely object)
noun
[UK: ˈlʌv.li]
[US: ˈlʌv.li]

liefssubstantief
{n}

lover [lovers] (one who loves another person)
noun
[UK: ˈlʌv.ə(r)]
[US: ˈlʌv.r̩]

minnaarsubstantief
{m}

minnaressubstantief
{f}

lovesick (having an aching desire for one's beloved)
adjective
[UK: ˈlʌv.sɪk]
[US: ˈlʌv.sɪk]

vlinders in je buikbijvoeglijk naamwoord

lovesickness noun
[UK: lˈʌvsɪknəs]
[US: lˈʌvsɪknəs]

liefdespijnsubstantief
{c}

American golden plover (Pluvialis dominica)
noun
[UK: ə.ˈmer.ɪk.ən ˈɡəʊl.dən ˈplʌ.və(r)]
[US: ə.ˈmer.ɪk.ən ˈɡoʊl.dən ˈplʌ.vər]

Amerikaanse goudpleviersubstantief
{m}

beloved (loved)
adjective
[UK: bɪ.ˈlʌ.vɪd]
[US: bə.ˈləvd]

bemindbijvoeglijk naamwoord

geliefdbijvoeglijk naamwoord

liefbijvoeglijk naamwoord

welbemindbijvoeglijk naamwoord

beloved (someone who is loved)
noun
[UK: bɪ.ˈlʌ.vɪd]
[US: bə.ˈləvd]

bemindesubstantief
{m} {f}

12

Zoek geschiedenis