Engels-Nederlands woordenboek »

legal betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
legal (allowed or prescribed by law)
adjective
[UK: ˈliːɡ.l̩]
[US: ˈliːɡ.l̩]

legaalbijvoeglijk naamwoord

legitiembijvoeglijk naamwoord

wettelijkbijvoeglijk naamwoord

wettigbijvoeglijk naamwoord

legal (relating to the law or to lawyers)
adjective
[UK: ˈliːɡ.l̩]
[US: ˈliːɡ.l̩]

juridischbijvoeglijk naamwoord

rechts-bijvoeglijk naamwoord

legal effect (a particular state of the rights in consequence of a defined state of things)
noun
[UK: ˈliːɡ.l̩ ɪ.ˈfekt]
[US: ˈliːɡ.l̩ ɪ.ˈfekt]

rechtsgevolgsubstantief
{n}

legal person (organization or group of people)
noun
[UK: ˈliːɡ.l̩ ˈpɜːs.n̩]
[US: ˈliːɡ.l̩ ˈpɝː.sn̩]

rechtspersoonsubstantief
{m}

legality [legalities] (lawfulness)
noun
[UK: liː.ˈɡæ.lɪ.ti]
[US: li.ˈɡæ.lə.ti]

wettigheidsubstantief

legalize [legalized, legalizing, legalizes] (make legal)
verb
[UK: ˈliː.ɡə.laɪz]
[US: ˈliː.ɡə.ˌlaɪz]

legaliserenwerkwoord

illegal (contrary to or forbidden by law)
adjective
[UK: ɪ.ˈliːɡ.l̩]
[US: ˌɪ.ˈliːɡ.l̩]

illegaalbijvoeglijk naamwoord

onwettigbijvoeglijk naamwoord

strafbaarbijvoeglijk naamwoord

illegal (illegal immigrant)
noun
[UK: ɪ.ˈliːɡ.l̩]
[US: ˌɪ.ˈliːɡ.l̩]

illegaalsubstantief
{m} {f}

sans-papierssubstantief
{m}

illegally (in a manner contrary to the law)
adverb
[UK: ɪ.ˈliː.ɡə.li]
[US: ˌɪ.ˈliː.ɡə.li]

llegaalbijwoord

paralegal [paralegals] (one who assists a lawyer)
noun
[UK: ˌpe.rə.ˈliː.ɡəl]
[US: ˌpe.rə.ˈliː.ɡəl]

juridisch medewerkersubstantief
{m}