Engels-Nederlands woordenboek »

lad betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
lad [lads] (a boy or young man)
noun
[UK: læd]
[US: ˈlæd]

jongen [jongens]substantief
{m}

ladder [ladders] (climbing tool)
noun
[UK: ˈlæ.də(r)]
[US: ˈlæ.dər]

laddersubstantief
{f}

ladder snake (Rhinechis scalaris)
noun

trapslangsubstantief

lade [laded, laden, lading, lades] (To fill or load)
verb
[UK: leɪd]
[US: ˈleɪd]

ladenwerkwoord

laden (heavy)
adjective
[UK: ˈleɪd.n̩]
[US: ˈleɪd.n̩]

zwaarbijvoeglijk naamwoord

laden (weighed down with a load, burdened)
adjective
[UK: ˈleɪd.n̩]
[US: ˈleɪd.n̩]

geladenbijvoeglijk naamwoord

lady [ladies] (toilets intended for use by women)
noun
[UK: ˈleɪ.di]
[US: ˈleɪ.di]

damestoiletsubstantief
{n}

lady [ladies] (woman of breeding and authority)
noun
[UK: ˈleɪ.di]
[US: ˈleɪ.di]

damesubstantief
{f}

ladies and gentlemen (phrase used to address an audience of men and women)
noun
[UK: ˈleɪ.dɪz ənd ˈdʒentl.mən]
[US: ˈleɪ.diz ænd ˈdʒen.təl.men]

dames en herensubstantief

ladies first phrase
[UK: ˈleɪ.dɪz ˈfɜːst]
[US: ˈleɪ.diz ˈfɝːst]

dames gaan voorphrase

Ladinian (subdivision of the Triassic period)
proper noun

Ladinieneigennam

ladle [ladles] (deep-bowled spoon with a long, usually curved, handle)
noun
[UK: ˈleɪd.l̩]
[US: ˈleɪd.l̩]

juslepelsubstantief
{m}

opscheplepelsubstantief
{m}

pollepelsubstantief
{m}

ladle [ladled, ladling, ladles] (serve with a ladle)
verb
[UK: ˈleɪd.l̩]
[US: ˈleɪd.l̩]

inscheppenwerkwoord

opdienenwerkwoord

opscheppenwerkwoord

Ladoga (a lake in Russia)
proper noun
[UK: ˈlɑːdəgə]
[US: ˈlɑːdəgə]

Ladogameereigennam
{n}

lady fern (Athyrium filix-femina)
noun

wijfjesvarensubstantief
{f}

lady-in-waiting (lady in the household of a woman of higher rank who attends her as a personal assistant)
noun
[UK: ˌleɪ.dɪ ɪn ˈweɪt.ɪŋ]
[US: ˌleɪ.dɪ ɪn ˈweɪt.ɪŋ]

hofdamesubstantief
{f}

lady's thumb (Persicaria maculosa)
noun

perzikkruidsubstantief
{n}

ladybird [ladybirds] (member of Coccinellidae)
noun
[UK: ˈleɪ.dɪ.bɜːd]
[US: ˈleɪ.di.ˌbərd]

lieveheersbeestjesubstantief
{n}

ladyfinger (small sponge cake)
noun
[UK: ˈleɪ.di ˈfɪŋ.ɡə(r)]
[US: ˈleɪ.di ˈfɪŋ.ɡər]

lange vingersubstantief

accolade [accolades] (a salutation marking the conferring of knighthood)
noun
[UK: ˈæk.ə.leɪd]
[US: ˈæk.ə.ˌled]

accoladesubstantief
{f}

attic ladder (climbing tool to access an attic)
noun

vlieringtrapsubstantief
{m}

bag lady (homeless woman)
noun

zwerfstersubstantief
{f}

ballad [ballads] (narrative poem)
noun
[UK: ˈbæ.ləd]
[US: ˈbæ.ləd]

balladesubstantief
{f}

Bangladesh (country)
proper noun
[UK: ˌbæŋ.ɡlə.ˈdeʃ]
[US: ˈbæŋ.lə.ˌdeʃ]

Bangladesheigennam

Bangladeshi (of, from, or pertaining to Bangladesh)
adjective
[UK: ˌbæŋ.ɡlə.ˈde.ʃi]
[US: ˈbæŋ.lə.ˌde.ʃi]

Bengaalsbijvoeglijk naamwoord

Bengaleesbijvoeglijk naamwoord

Bangladeshi [Bangladeshis] (person from Bangladesh or of Bangladeshi descent)
noun
[UK: ˌbæŋ.ɡlə.ˈde.ʃi]
[US: ˈbæŋ.lə.ˌde.ʃi]

Bengaalsubstantief
{m}

Bengaalsesubstantief
{f}

Bengaleessubstantief
{m}

Bengalesesubstantief
{f}

bill of lading (waybill for transport by boat)
noun
[UK: bɪl əv ˈleɪd.ɪŋ]
[US: ˈbɪl əv ˈleɪd.ɪŋ]

beurtvaartadressubstantief
{n}

cognossementsubstantief
{n}

bladder [bladders] (flexible sac in zoology)
noun
[UK: ˈblæ.də(r)]
[US: ˈblæ.dər]

blaassubstantief
{f}

bladder cancer (disease in which abnormal cells multiply without control in the bladder)
noun

blaaskankersubstantief
{m}

blade [blades] (thin plate, foil)
noun
[UK: bleɪd]
[US: ˈbleɪd]

foliesubstantief
{m}

plaatsubstantief
{f}

12