Engels-Nederlands woordenboek »

ire betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
Russian Empire (state)
proper noun

Keizerrijk Ruslandeigennam
{n}

sapphire [sapphires] (colour)
noun
[UK: ˈsæ.faɪə(r)]
[US: ˈsæ.faɪər]

saffierblauwsubstantief
{n}

sapphire (colour)
adjective
[UK: ˈsæ.faɪə(r)]
[US: ˈsæ.faɪər]

saffierblauwbijvoeglijk naamwoord

saffierblauwebijvoeglijk naamwoord

sapphire [sapphires] (gem)
noun
[UK: ˈsæ.faɪə(r)]
[US: ˈsæ.faɪər]

saffiersubstantief
{m}

sapphire [sapphires] (type of hummingbird)
noun
[UK: ˈsæ.faɪə(r)]
[US: ˈsæ.faɪər]

blauwkeelsaffierkolibriesubstantief

satire [satires] (literary technique)
noun
[UK: ˈsæ.taɪə(r)]
[US: ˈsæ.ˌtaɪər]

satiresubstantief
{f}

set on fire (cause to begin to burn)
verb
[UK: set ɒn ˈfaɪə(r)]
[US: ˈset ɑːn ˈfaɪər]

aanstekenwerkwoord

in brand stekenwerkwoord

set the world on fire (do something sensational)
verb

de wereld met verbazing slaanwerkwoord

shire [shires] (former administrative area of Britain; a county)
noun
[UK: ˈʃaɪə(r)]
[US: ˈʃaɪr]

graafschapsubstantief
{n}

short-haired bumblebee (Bombus subterraneus)
noun

donkere tuinhommelsubstantief
{f}

sire [sires] (lord, master, or person in authority)
noun
[UK: ˈsaɪə(r)]
[US: ˈsaɪər]

siresubstantief

sire [sires] (male animal)
noun
[UK: ˈsaɪə(r)]
[US: ˈsaɪər]

dekhengstsubstantief

sire [sired, siring, sires] (to procreate)
verb
[UK: ˈsaɪə(r)]
[US: ˈsaɪər]

verwekkenwerkwoord

siren [sirenia] (nymph of Greek mythology)
noun
[UK: ˈsaɪə.rən]
[US: ˈsaɪ.rən]

sirenesubstantief
{f}

soiree (formal evening party)
noun
[UK: ˈswɑː.reɪ]
[US: swaˈreɪ]

soireesubstantief
{f}

Southern Ireland (short-lived autonomous region)
proper noun

Zuid-Ierlandeigennam

spire [spires] (tapering architectural structure)
noun
[UK: ˈspaɪə(r)]
[US: ˈspaɪr]

spitssubstantief
{m} {f}

torenspitssubstantief
{m} {f}

spire [spires] (top, or uppermost point, of anything; the summit)
noun
[UK: ˈspaɪə(r)]
[US: ˈspaɪr]

topsubstantief

toppuntsubstantief

spread like wildfire (spread or disseminate rapidly or uncontrollably)
verb
[UK: spred ˈlaɪk ˈwaɪld.faɪə(r)]
[US: ˈspred ˈlaɪk ˈwaɪld.ˌfaɪər]

als een lopend vuurtjewerkwoord
{n}

squire [squires] (armor-bearer who attended a knight)
noun
[UK: ˈskwaɪə(r)]
[US: ˈskwaɪr]

schildknaapsubstantief
{m}

squirearchy (landowning gentry)
noun
[UK: ˈskwaɪ.rɑːk.i]
[US: ˈskwaɪ.rɑːrk.i]

landadelsubstantief

St. Elmo's fire (electrical discharge)
noun
[UK: seɪnt]
[US: ˈstriːt]

Sint-Elmusvuursubstantief

telephone directory (a listing of telephone subscribers)
noun
[UK: ˈte.lɪ.fəʊn dɪ.ˈrek.tə.ri]
[US: ˈte.ləˌfoʊn də.ˈrek.tə.ri]

telefoonboeksubstantief
{n}

telefoongidssubstantief
{m}

tire [tired, tiring, tires] (to make sleepy)
verb
[UK: ˈtaɪə(r)]
[US: ˈtaɪər]

vermoeienwerkwoord

tire [tired, tiring, tires] verb
[UK: ˈtaɪə(r)]
[US: ˈtaɪər]

moe wordenwerkwoord

zich vermoeienwerkwoord

tire iron (tool)
noun

bandafnemersubstantief
{m}

bandenlichtersubstantief
{m}

tired (in need of rest or sleep)
adjective
[UK: ˈtaɪəd]
[US: ˈtaɪərd]

moebijvoeglijk naamwoord

vermoeidbijvoeglijk naamwoord

tiredness (state of being tired)
noun
[UK: ˈtaɪəd.nəs]
[US: ˈtaɪərd.nəs]

vermoeidheidsubstantief
{f}

tireless (indefatigable)
adjective
[UK: ˈtaɪə.ləs]
[US: ˈtaɪər.ləs]

onvermoeibaarbijvoeglijk naamwoord

trial by fire (situation in which a soldier or other combatant faces the discharge of opposing weapons)
noun

vuurdoopsubstantief
{m}

trial by fire (test in which a person is exposed to flames)
noun

vuurproefsubstantief
{f}

tripwire (a passive triggering mechanism)
noun
[UK: ˈtrɪp.waɪə(r)]
[US: ˈtrɪp.waɪər]

struikeldraadsubstantief

6789

Zoek geschiedenis