Engels-Nederlands woordenboek »

hub betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
hub [hubs] (central part of a wheel)
noun
[UK: hʌb]
[US: ˈhəb]

naafsubstantief

hub [hubs] (computer networking device)
noun
[UK: hʌb]
[US: ˈhəb]

hubsubstantief

knooppuntsubstantief

hub [hubs] (point where many routes meet)
noun
[UK: hʌb]
[US: ˈhəb]

centrumsubstantief

draaischijfsubstantief

Hubble constant (number)
proper noun
[UK: ˈhə.bəl ˈkɒn.stənt]
[US: ˈhə.bəl ˈkɑːn.stənt]

wet van Hubbleeigennam

hubcap (decorative disk for wheels)
noun
[UK: ˈhʌbkæp]
[US: ˈhʌbˌkæp]

naafdopsubstantief
{m}

wieldopsubstantief
{m}

hubris (excessive pride or arrogance)
noun
[UK: ˈhjuː.brɪs]
[US: ˈhjuː.brəs]

hoogmoedsubstantief

hybrissubstantief

kapsonessubstantief
{m}

chub [chubs] (chubby person)
noun
[UK: tʃʌb]
[US: tʃʌb]

dikkerdsubstantief
{m}

dikzaksubstantief
{m}

chub [chubs] (Leuciscus cephalus)
noun
[UK: tʃʌb]
[US: tʃʌb]

kopvoornsubstantief
{m}

chubby [chubbier, chubbiest] (of a person, somewhat fat)
adjective
[UK: ˈtʃʌ.bi]
[US: ˈtʃʌ.bi]

molligbijvoeglijk naamwoord

volslankbijvoeglijk naamwoord

chubby (chubby person)
noun
[UK: ˈtʃʌ.bi]
[US: ˈtʃʌ.bi]

dikkerdjesubstantief
{n}

Kashubian (of the Kashubian people and their language)
adjective

Kasjoebischbijvoeglijk naamwoord
{n}

Kashubian (Slavic language spoken in the Pomeranian region of Poland)
proper noun

Kasjoebischeigennam
{n}

rhubarb (any plant of the genus Rheum)
noun
[UK: ˈruː.bɑːb]
[US: ˈruː.ˌbɑːrb]

rabarbersubstantief
{f}