Engels-Nederlands woordenboek »

hatter betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
hatter [hatters] (person who makes, sells, or repairs hats)
noun
[UK: ˈhæ.tə(r)]
[US: ˈhæ.tər]

hoedenmakersubstantief

chatter (intermittent noise, as from vibration)
noun
[UK: ˈtʃæ.tə(r)]
[US: ˈtʃæ.tər]

geklappersubstantief

geratelsubstantief

chatter [chattered, chattering, chatters] (make a chattering noise)
verb
[UK: ˈtʃæ.tə(r)]
[US: ˈtʃæ.tər]

klapperenwerkwoord

klepperenwerkwoord

ratelenwerkwoord

chatter (sound of a magpie)
noun
[UK: ˈtʃæ.tə(r)]
[US: ˈtʃæ.tər]

gekwettersubstantief
{n}

chatter (sound of talking)
noun
[UK: ˈtʃæ.tə(r)]
[US: ˈtʃæ.tər]

geroezemoessubstantief
{n}

chatter (talk, especially meaningless or unimportant talk)
noun
[UK: ˈtʃæ.tə(r)]
[US: ˈtʃæ.tər]

gebabbelsubstantief
{n}

gekletssubstantief
{n}

gekwebbelsubstantief
{n}

geouwehoersubstantief
{n}

chatter [chattered, chattering, chatters] (talk idly)
verb
[UK: ˈtʃæ.tə(r)]
[US: ˈtʃæ.tər]

babbelenwerkwoord

kletsenwerkwoord

kwebbelenwerkwoord

ouwehoerenwerkwoord

over koetjes en kalfjes pratenwerkwoord

chatter [chattered, chattering, chatters] (to utter sounds that are largely inarticulate)
verb
[UK: ˈtʃæ.tə(r)]
[US: ˈtʃæ.tər]

roezemoezenwerkwoord

chatterbox (one who chats or talks to excess)
noun
[UK: ˈtʃæ.tə.bɒks]
[US: ˈtʃæ.tə.bɑːks]

kletskoussubstantief
{m} {f}

mad as a hatter (demented or crazy)
adjective

stapelgekbijvoeglijk naamwoord

shatter [shattered, shattering, shatters] (to violently break something into pieces)
verb
[UK: ˈʃæ.tə(r)]
[US: ˈʃæ.tər]

aan diggelen slaanwerkwoord

verbrijzelenwerkwoord

Zoek geschiedenis