Engels-Nederlands woordenboek »

ham betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
Ham (a son of Noah and the brother of Japheth and Shem)
proper noun
[UK: hæm]
[US: ˈhæm]

Chameigennam

ham [hams] (region back of the knee joint)
noun
[UK: hæm]
[US: ˈhæm]

knieboogsubstantief
{m}

ham [hams] (thigh of a hog cured for food)
noun
[UK: hæm]
[US: ˈhæm]

hamsubstantief
{m}

hespsubstantief
{f}

ham-fisted (lacking skill in physical movement)
adjective
[UK: hæm ˈfɪ.stɪd]
[US: hæm ˈfɪ.stɪd]

lompbijvoeglijk naamwoord

onbeholpenbijvoeglijk naamwoord

onhandigbijvoeglijk naamwoord

ham it up (performing arts: exaggerate one's emotions or movements)
verb
[UK: hæm ɪt ʌp]
[US: ˈhæm ˈɪt ʌp]

met opzet overdrijvenwerkwoord

hamate bone [hamate bones] (one of the wrist bones)
noun

haakvormig beensubstantief
{n}

Hamburg (city and state of Germany)
proper noun
[UK: ˈhæm.bɜːɡ]
[US: ˈhæm.bərɡ]

Hamburgeigennam

Hamburger (A person from Hamburg)
noun
[UK: ˈhæm.bɜː.ɡə(r)]
[US: ˈhæm.bər.ɡər]

Hamburgersubstantief
{m}

Hamburgsesubstantief
{f}

hamburger [hamburgers] (sandwich)
noun
[UK: ˈhæm.bɜː.ɡə(r)]
[US: ˈhæm.bər.ɡər]

hamburgersubstantief
{m}

Hamiltonian cycle (graph theory: a cycle visiting all vertices once)
noun

Hamiltoncykelsubstantief

Hamiltonian path (path which visits each vertex exactly once)
noun

Hamiltonpadsubstantief
{n}

hamlet [hamlets] (small village)
noun
[UK: ˈhæm.lɪt]
[US: ˈhæm.lət]

gatsubstantief
{n}

gehuchtsubstantief
{n}

negorijsubstantief
{n}

uithoeksubstantief
{n}

Hamlet (the main character of the play Hamlet)
proper noun
[UK: ˈhæm.lɪt]
[US: ˈhæm.lət]

Hamleteigennam
{m}

hammer [hammered, hammering, hammers] (figuratively: to emphasize a point repeatedly)
verb
[UK: ˈhæ.mə(r)]
[US: ˈhæ.mər]

inhamerenwerkwoord

op doorhamerenwerkwoord

hammer [hammered, hammering, hammers] (to strike repeatedly)
verb
[UK: ˈhæ.mə(r)]
[US: ˈhæ.mər]

hamerenwerkwoord

timmerenwerkwoord

hammer and sickle (symbol of communism)
noun
[UK: ˈhæ.mə(r) ənd ˈsɪk.l̩]
[US: ˈhæ.mər ænd ˈsɪk.l̩]

hamer en sikkelsubstantief

hammerhead shark (shark of the genus Sphyrna)
noun

hamerhaaisubstantief

hammock [hammocks] (swinging couch or bed)
noun
[UK: ˈhæ.mək]
[US: ˈhæ.mək]

hangmatsubstantief
{f}

hamper [hampers] (anything which impedes)
noun
[UK: ˈhæmp.ə(r)]
[US: ˈhæmp.r̩]

beletselsubstantief
{n}

hindernissubstantief

obstakelsubstantief
{n}

struikelbloksubstantief
{n}

hamper [hampers] (articles ordinarily indispensable, but in the way at certain times)
noun
[UK: ˈhæmp.ə(r)]
[US: ˈhæmp.r̩]

waarloossubstantief

hamper [hampers] (large basket)
noun
[UK: ˈhæmp.ə(r)]
[US: ˈhæmp.r̩]

korfsubstantief

mandsubstantief
{m}

pakmandsubstantief
{m}

sluitmandsubstantief
{m}

wasmandsubstantief
{m}

hamper [hampered, hampering, hampers] (to put a hamper or fetter on; to shackle; to ensnare; to inveigle)
verb
[UK: ˈhæmp.ə(r)]
[US: ˈhæmp.r̩]

blokkerenwerkwoord

hamper [hampered, hampering, hampers] (to put into a hamper)
verb
[UK: ˈhæmp.ə(r)]
[US: ˈhæmp.r̩]

inkorvenwerkwoord

hamster [hamsters] (small, short-tailed European rodent)
noun
[UK: ˈhæm.stə(r)]
[US: ˈhæm.stər]

hamstersubstantief
{m}

Zoek geschiedenis