Engels-Nederlands woordenboek »

git betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
git [gits] (A silly, incompetent, stupid, annoying or childish person)
noun
[UK: gɪt]
[US: gɪt]

geitsubstantief
{f}

Gitega (capital of Burundi)
proper noun

Gitegaeigennam
{n}

agitation [agitations] (act of agitating)
noun
[UK: ˌæ.dʒɪ.ˈteɪʃ.n̩]
[US: ˌæ.dʒə.ˈteɪʃ.n̩]

agitatiesubstantief
{f}

opwindingsubstantief
{f}

troebelensubstantief
{Pl}

digit [digits] (finger or toe)
noun
[UK: ˈdɪ.dʒɪt]
[US: ˈdɪ.dʒət]

teensubstantief
{m}

vingersubstantief
{m}

digit [digits] (numeral)
noun
[UK: ˈdɪ.dʒɪt]
[US: ˈdɪ.dʒət]

cijfersubstantief
{n}

digital (having to do or performed with a finger)
adjective
[UK: ˈdɪ.dʒɪt.l̩]
[US: ˈdɪ.dʒət.l̩]

vinger-bijvoeglijk naamwoord

digital (of or relating to computers)
adjective
[UK: ˈdɪ.dʒɪt.l̩]
[US: ˈdɪ.dʒət.l̩]

digitaalbijvoeglijk naamwoord

digital (representing discrete values)
adjective
[UK: ˈdɪ.dʒɪt.l̩]
[US: ˈdɪ.dʒət.l̩]

discreetbijvoeglijk naamwoord

digital camera (electronic camera)
noun
[UK: ˈdɪ.dʒɪt.l̩ ˈkæ.mə.rə]
[US: ˈdɪ.dʒət.l̩ ˈkæ.mə.rə]

digitale camerasubstantief
{m}

digitigrade (animal that walks on its toes)
noun
[UK: dˈɪdʒɪtˌɪɡreɪd]
[US: dˈɪdʒɪtˌɪɡreɪd]

teengangersubstantief
{m}

digitization [digitizations] (conversion of data to digital)
noun

digitaliseringsubstantief
{f}

digitize [digitized, digitizing, digitizes] (represent something as a sequence of binary digits)
verb
[UK: ˈdɪ.dʒə.ˌtaɪz]
[US: ˈdɪ.dʒə.ˌtaɪz]

digitaliserenwerkwoord

digits (slang: telephone number)
noun
[UK: ˈdɪ.dʒɪts]
[US: ˈdɪ.dʒəts]

nummersubstantief
{n}

fugitive [fugitives] (a person who is fleeing or escaping from something)
noun
[UK: ˈfjuː.dʒə.tɪv]
[US: ˈfjuː.dʒə.tɪv]

vluchtelingsubstantief
{m}

vluchtelingesubstantief
{f}

voortvluchtigesubstantief
{m} {f}

fugitive (elusive or difficult to retain)
adjective
[UK: ˈfjuː.dʒə.tɪv]
[US: ˈfjuː.dʒə.tɪv]

vluchtigbijvoeglijk naamwoord

fugitive (fleeing or running away)
adjective
[UK: ˈfjuː.dʒə.tɪv]
[US: ˈfjuː.dʒə.tɪv]

voortvluchtigbijvoeglijk naamwoord

voortvluchtigebijvoeglijk naamwoord

fugitive (transient, fleeting or ephemeral)
adjective
[UK: ˈfjuː.dʒə.tɪv]
[US: ˈfjuː.dʒə.tɪv]

voorbijgaandbijvoeglijk naamwoord

illegitimate (against the law)
adjective
[UK: ˌɪ.lɪ.ˈdʒɪ.tɪ.mət]
[US: ˌɪ.lɪ.ˈdʒɪ.tə.mət]

illegaalbijvoeglijk naamwoord

onrechtmatigbijvoeglijk naamwoord

laryngitis [laryngitides] (inflammation of the larynx)
noun
[UK: ˌlæ.rɪn.ˈdʒaɪ.tɪs]
[US: ˌle.rən.ˈdʒaɪ.təs]

keelontstekingsubstantief
{f}

legitimize [legitimized, legitimizing, legitimizes] (to make legitimate)
verb
[UK: lə.ˈdʒɪ.tə.ˌmaɪz]
[US: lə.ˈdʒɪ.tə.ˌmaɪz]

legitimerenwerkwoord

longitude [longitudes] (angular distance)
noun
[UK: ˈlɒn.ɡɪ.tjuːd]
[US: ˈlɑːndʒ.ə.tuːd]

lengtegraadsubstantief
{m}

longitudinal (running in the direction of the long axis of a body)
adjective
[UK: ˌlɒn.ɡɪ.ˈtjuːd.ɪn.l̩]
[US: ˌlɑːndʒ.ə.ˈtuːd.n̩.əl]

overlangsbijvoeglijk naamwoord

meningitis [meningitides] (inflammation of the meninges)
noun
[UK: ˌme.nɪn.ˈdʒaɪ.tɪs]
[US: ˌme.nən.ˈdʒaɪ.təs]

hersenvliesontstekingsubstantief
{f}

meningitissubstantief
{f}

nekkrampsubstantief
{f}

regurgitate (to repeat verbatim)
noun
[UK: riː.ˈɡɜː.dʒɪ.teɪt]
[US: riː.ˈɡɝː.dʒɪ.teɪt]

letterlijk herhalensubstantief

Sagittarius (constellation)
proper noun
[UK: ˌsæ.dʒɪ.ˈteə.rɪəs]
[US: ˌsæ.dʒɪ.ˈteə.rɪəs]

Boogschuttereigennam
{m}

Samogitia proper noun

Samogitiëeigennam
{f}

Samogitian (Baltic language spoken in Samogitia)
proper noun

Samogitischeigennam

Zoek geschiedenis