fracture betekenis in Nederlands

Engels	Nederlands
fracture [fractures] ((geology) fault) noun [UK: ˈfræk.tʃə(r)] [US: ˈfræk.tʃər]	Verwerfungsubstantief
fracture [fractures] (act of breaking, or something broken) noun [UK: ˈfræk.tʃə(r)] [US: ˈfræk.tʃər]	breuksubstantief {f} fractuursubstantief {f}
greenstick fracture [greenstick fractures] (a partial fracture of a long bone) noun [UK: ɡrˈiːnstɪk frˈaktʃə] [US: ɡrˈiːnstɪk frˈæktʃɚ]	groenhoutbreuksubstantief {f} vouwfractuursubstantief {f} zoethoutbreuksubstantief {f}

Engels

Nederlands

fracture [fractures] ((geology) fault)
noun
[UK: ˈfræk.tʃə(r)]
[US: ˈfræk.tʃər]

fracture [fractures] (act of breaking, or something broken)
noun
[UK: ˈfræk.tʃə(r)]
[US: ˈfræk.tʃər]

breuksubstantief
{f}

fractuursubstantief
{f}

greenstick fracture [greenstick fractures] (a partial fracture of a long bone)
noun
[UK: ɡrˈiːnstɪk frˈaktʃə]
[US: ɡrˈiːnstɪk frˈæktʃɚ]

groenhoutbreuksubstantief
{f}

vouwfractuursubstantief
{f}

zoethoutbreuksubstantief
{f}

Zoek geschiedenis