Engels-Nederlands woordenboek »

fluent betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
fluent (able to speak a language accurately and confidently)
adjective
[UK: ˈfluːənt]
[US: ˈfluːənt]

vloeiendbijvoeglijk naamwoord

fluently (expressing oneself easily)
adverb
[UK: ˈfluːənt.li]
[US: ˈfluːənt.li]

vloeiendbijwoord

affluent (abounding in goods or riches; materially wealthy)
adjective
[UK: ˈæ.fluənt]
[US: ˈæ.fluːənt]

welgesteldbijvoeglijk naamwoord

affluent [affluents] (someone wealthy)
noun
[UK: ˈæ.fluənt]
[US: ˈæ.fluːənt]

rijkaardsubstantief
{m}

influential (having considerable influence)
adjective
[UK: ˌɪn.flʊ.ˈen.ʃl̩]
[US: ˌɪn.fluː.ˈen.tʃl̩]

invloedrijkbijvoeglijk naamwoord