fizz betekenis in Nederlands

Engels	Nederlands
fizz (emission of rapid stream of bubbles) noun [UK: fɪz] [US: ˈfɪz]	geborrelsubstantief gebruissubstantief
fizz [fizzed, fizzing, fizzes] (to emit bubbles) verb [UK: fɪz] [US: ˈfɪz]	bruisenwerkwoord
fizzy (context of a liquid) noun [UK: ˈfɪ.zi] [US: ˈfɪ.zi]	koolzuurhoudendsubstantief sprankelendsubstantief

Engels

Nederlands

fizz (emission of rapid stream of bubbles)
noun
[UK: fɪz]
[US: ˈfɪz]

geborrelsubstantief

gebruissubstantief

fizz [fizzed, fizzing, fizzes] (to emit bubbles)
verb
[UK: fɪz]
[US: ˈfɪz]

bruisenwerkwoord

fizzy (context of a liquid)
noun
[UK: ˈfɪ.zi]
[US: ˈfɪ.zi]

Zoek geschiedenis