Engels-Nederlands woordenboek »

first betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
ladies first phrase
[UK: ˈleɪ.dɪz ˈfɜːst]
[US: ˈleɪ.diz ˈfɝːst]

dames gaan voorphrase

let him who is without sin cast the first stone (only those who are faultless have the right to pass judgment on others)
phrase

de eerste steen maar gooienphrase

laat hij die zelf nooit zondigtphrase

love at first sight (an instantaneous attraction)
noun
[UK: ˈlʌv ət ˈfɜːst saɪt]
[US: ˈlʌv ət ˈfɝːst ˈsaɪt]

liefde op het eerste gezichtsubstantief

right of first refusal (contractual provision)
noun

recht van voorverkoopsubstantief
{n}

voorkeursrechtsubstantief
{n}

seventy-first (ordinal number 71st)
adjective
[UK: ˈsevn.ti ˈfɜːst]
[US: ˈse.vən.ti ˈfɝːst]

eenenzeventigstebijvoeglijk naamwoord

shoot first and ask questions later (To take hasty, immediate action with serious consequences)
verb

dan vragen stellenwerkwoord

eerst schietenwerkwoord

sixty-first (ordinal number)
adjective
[UK: ˈsɪk.sti ˈfɜːst]
[US: ˈsɪk.sti ˈfɝːst]

eenenzestigstebijvoeglijk naamwoord

twenty-first (the ordinal form of the number twenty-one)
adjective
[UK: ˈtwen.ti ˈfɜːst]
[US: ˈtwen.ti ˈfɝːst]

eenentwintigstebijvoeglijk naamwoord

12

Zoek geschiedenis