Engels-Nederlands woordenboek »

faction betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
faction [factions] (group of people)
noun
[UK: ˈfæk.ʃn̩]
[US: ˈfæk.ʃn̩]

factiesubstantief
{f}

fractiesubstantief
{f}

dissatisfaction [dissatisfactions] (unhappiness or discontent)
noun
[UK: ˌdɪs.ˌsæ.tɪs.ˈfæk.ʃn̩]
[US: ˌdɪ.sæ.təs.ˈfæk.ʃn̩]

ontevredenheidsubstantief
{f}

labefaction (act of shaking orweakening or the resulting state; overthrow, ruination)
noun
[UK: ˌlæ.bɪ.ˈfæk.ʃən]
[US: ˌlæ.bʌ.ˈfæk.ʃʌn]

aan het wankelen brengensubstantief

verzwakkensubstantief

olfaction (the sense of smell)
noun
[UK: ɒlfˈakʃən]
[US: ɑːlfˈækʃən]

reukzinsubstantief
{m}

putrefaction (the act of causing to rot)
noun
[UK: ˌpjuː.trɪ.ˈfæk.ʃn̩]
[US: ˌpjuː.trɪ.ˈfæk.ʃn̩]

verrottingsubstantief
{f}

satisfaction [satisfactions] (fulfillment of a need or desire)
noun
[UK: ˌsæ.tɪs.ˈfæk.ʃn̩]
[US: ˌsæ.təs.ˈfæk.ʃn̩]

bevredigingsubstantief
{f}

voldoeningsubstantief
{f}

satisfaction [satisfactions] (pleasure obtained by such fulfillment)
noun
[UK: ˌsæ.tɪs.ˈfæk.ʃn̩]
[US: ˌsæ.təs.ˈfæk.ʃn̩]

tevredenheidsubstantief
{f}

Zoek geschiedenis