Engels-Nederlands woordenboek »

err betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
err [erred, erring, errs] verb
[UK: ɜː(r)]
[US: ˈer]

dwalenwerkwoord

een fout makenwerkwoord

een vergissing makenwerkwoord

zich vergissenwerkwoord

err on the side of caution (to act in the least risky manner)
verb

het zekere voor het onzekere nemenwerkwoord

errand [errands] (trip to accomplish a small task)
noun
[UK: ˈe.rənd]
[US: ˈe.rənd]

boodschapsubstantief
{f}

errand boy (male employed to run errands)
noun

loopjongensubstantief
{m}

errant (straying from the proper course or standard)
adjective
[UK: ˈe.rənt]
[US: ˈe.rənt]

dolendbijvoeglijk naamwoord

errata (added page listing the errors which were discovered after printing)
noun
[UK: e.ˈrɑː.tə]
[US: e.ˈrɑː.tə]

erratasubstantief
{n-Pl}

erratic (unsteady, random; prone to unexpected changes; not consistent)
adjective
[UK: ɪ.ˈræ.tɪk]
[US: ɪ.ˈræ.tɪk]

onregelmatigbijvoeglijk naamwoord

error [errors] (appellate law: one or more mistakes in a trial)
noun
[UK: ˈe.rə(r)]
[US: ˈe.rər]

procedurefoutsubstantief

error [errors] (mistake)
noun
[UK: ˈe.rə(r)]
[US: ˈe.rər]

foutsubstantief

onjuistheidsubstantief
{f}

vergissingsubstantief
{f}

error [errors] (statistics: difference between a measured or calculated value and a true one)
noun
[UK: ˈe.rə(r)]
[US: ˈe.rər]

afwijkingsubstantief

aberrance [aberrances] (state of being aberrant; a wandering from the right way; deviation from truth, rectitude)
noun
[UK: æ.ˈbe.rəns]
[US: æ.ˈbe.rəns]

afdwalingsubstantief
{m}

afwijkingsubstantief
{f}

aberrant (deviating from the norm)
adjective
[UK: æ.ˈbe.rənt]
[US: æ.ˈbe.rənt]

onconventioneelbijvoeglijk naamwoord

aberrant (deviating from the ordinary or natural type; exceptional; abnormal)
adjective
[UK: æ.ˈbe.rənt]
[US: æ.ˈbe.rənt]

atypischbijvoeglijk naamwoord

uitzonderlijkbijvoeglijk naamwoord

aberrant (person wandering from the rest of the group)
noun
[UK: æ.ˈbe.rənt]
[US: æ.ˈbe.rənt]

rare snuitersubstantief
{m}

vreemde apostelsubstantief
{m}

aberrant (straying from the right way)
adjective
[UK: æ.ˈbe.rənt]
[US: æ.ˈbe.rənt]

aberrantbijvoeglijk naamwoord

afwijkendbijvoeglijk naamwoord

aberrant adjective
[UK: æ.ˈbe.rənt]
[US: æ.ˈbe.rənt]

afdwalendbijvoeglijk naamwoord

aberration [aberrations] (act of wandering or deviation; abnormality)
noun
[UK: ˌæ.bə.ˈreɪʃ.n̩]
[US: ˌæ.bə.ˈreɪʃ.n̩]

aberratiesubstantief

afwijkingsubstantief

aberration [aberrations] (zoology, botany: atypical development or structure)
noun
[UK: ˌæ.bə.ˈreɪʃ.n̩]
[US: ˌæ.bə.ˈreɪʃ.n̩]

afwijkend exemplaarsubstantief
{n}

aberrational (characterized by aberration)
adjective
[UK: ˌæ.bə.ˈreɪ.ʃə.nəl]
[US: ˌæ.bə.ˈreɪ.ʃə.nəl]

met aberratiebijvoeglijk naamwoord

annual aberration (deviation due to the Earth's orbital motion)
noun

jaarlijkse aberratiesubstantief
{m}

antiferromagnetic (exhibiting antiferromagnetism)
adjective
[UK: ˌantɪfˌerəməɡnˈetɪk]
[US: ˌæntɪfˌerəməɡnˈeɾɪk]

antiferromagnetischbijvoeglijk naamwoord

antiferromagnetism (a phenomenon, similar to ferromagnetism)
noun

antiferromagnetismesubstantief

Australian Capital Territory (Territory of Australia)
proper noun

Australisch Hoofdstedelijk Territoriumeigennam

Baltic herring (Clupea harengus membras)
noun

baltische haringsubstantief
{m}

oostzeeharingsubstantief
{m}

stromelingsubstantief
{m}

Basse-Terre (capital city of Guadeloupe)
proper noun

Basse-Terreeigennam
{n}

berry [berries] (small fruit)
noun
[UK: ˈber.i]
[US: ˈber.i]

bessubstantief
{f}

bilberry [bilberries] (the shrub of this plant)
noun
[UK: ˈbɪl.bə.ri]
[US: ˈbɪl.bə.ri]

bosbessenstruiksubstantief

bilberry [bilberries] (type of blueberry from the cowberry family, see also: blueberry)
noun
[UK: ˈbɪl.bə.ri]
[US: ˈbɪl.bə.ri]

bosbessubstantief
{c}

12