Engels-Nederlands woordenboek »

enchanting betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
enchanting (having the ability to enchant)
adjective
[UK: ɪn.ˈtʃɑːnt.ɪŋ]
[US: en.ˈtʃænt.ɪŋ]

betoverendbijvoeglijk naamwoord

enchant [enchanted, enchanting, enchants] (to cast a spell upon)
verb
[UK: ɪn.ˈtʃɑːnt]
[US: en.ˈtʃænt]

betoverenwerkwoord

Zoek geschiedenis