device betekenis in Nederlands

Engels	Nederlands
device [devices] (piece of equipment) noun [UK: dɪ.ˈvaɪs] [US: dɪ.ˈvaɪs]	apparaatsubstantief toestelsubstantief
device driver (software that communicates between operating system and hardware) noun [UK: dɪ.ˈvaɪs ˈdraɪ.və(r)] [US: dɪ.ˈvaɪs ˈdraɪ.vər]	stuurprogrammasubstantief {n}
improvised explosive device [improvised explosive devices] (explosive weapon, see also: IED) noun [UK: ˈɪm.prə.vaɪzd ɪk.ˈspləʊ.sɪv dɪ.ˈvaɪs] [US: ˈɪm.prə.ˌvaɪzd ɪkˈsplo.ʊ.sɪv dɪ.ˈvaɪs]	bermbomsubstantief
intrauterine device (contraceptive device) noun	spiraalsubstantief {f} spiraaltjesubstantief {n}
leave someone to their own devices (to leave alone, unsupervised, without assistance) verb	aan zijn lot overlatenwerkwoord
residual-current device (a device that breaks an electric circuit) noun	aardlekschakelaarsubstantief {m} aardwachtersubstantief {m} ALSsubstantief {m} differentieelschakelaarsubstantief {m} verliesstroomschakelaarsubstantief {m}

Zoek geschiedenis