Engels-Nederlands woordenboek »

danish betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
Danish (language)
proper noun
[UK: ˈdeɪ.nɪʃ]
[US: ˈdeɪ.ˌnɪʃ]

Deenseigennam
{n}

Danish (of Denmark)
adjective
[UK: ˈdeɪ.nɪʃ]
[US: ˈdeɪ.ˌnɪʃ]

Deensbijvoeglijk naamwoord

Zoek geschiedenis