cyclist betekenis in Nederlands

Engels	Nederlands
cyclist [cyclists] (person who rides a cycle) noun [UK: ˈsaɪ.klɪst] [US: ˈsaɪk.ə.ləst]	fietsersubstantief {m} wielrennersubstantief {m} wielrenstersubstantief {f} wielrijdersubstantief {m} wielrijdstersubstantief {f}
motorcyclist [motorcyclists] (someone who rides a motorcycle) noun [UK: ˈməʊ.tə.saɪ.klɪst] [US: ˈmoʊ.tə.saɪ.klɪst]	motorrijdersubstantief {m} motorrijdstersubstantief {f}
track cyclist (1. someone who cycles on a track) noun	baanwielrennersubstantief {m} baanwielrenstersubstantief {f}

Engels

Nederlands

cyclist [cyclists] (person who rides a cycle)
noun
[UK: ˈsaɪ.klɪst]
[US: ˈsaɪk.ə.ləst]

fietsersubstantief
{m}

wielrennersubstantief
{m}

wielrenstersubstantief
{f}

wielrijdersubstantief
{m}

wielrijdstersubstantief
{f}

motorcyclist [motorcyclists] (someone who rides a motorcycle)
noun
[UK: ˈməʊ.tə.saɪ.klɪst]
[US: ˈmoʊ.tə.saɪ.klɪst]

motorrijdersubstantief
{m}

motorrijdstersubstantief
{f}

track cyclist (1. someone who cycles on a track)
noun