Engels | Nederlands |
---|---|
comic (being funny) adjective [UK: ˈkɒ.mɪk] [US: ˈkɑː.mɪk] | grappigbijvoeglijk naamwoord komischbijvoeglijk naamwoord |
comic [comics] (cartoon story) noun [UK: ˈkɒ.mɪk] [US: ˈkɑː.mɪk] | stripsubstantief stripboeksubstantief stripverhaalsubstantief |
comic [comics] (children's newspaper) noun [UK: ˈkɒ.mɪk] [US: ˈkɑː.mɪk] | jeugdkrantsubstantief kinderkrantsubstantief |
comic [comics] (comedian) noun [UK: ˈkɒ.mɪk] [US: ˈkɑː.mɪk] | humoristsubstantief komieksubstantief |
comic book [comic books] (book or magazine) noun | stripboeksubstantief |
comic relief (inclusion of a humorous character or scene) noun | vrolijke nootsubstantief |
comic strip [comic strips] (series of illustrations) noun [UK: ˈkɒ.mɪk strɪp] [US: ˈkɑː.mɪk ˈstrɪp] | stripboeksubstantief |
comical (being funny, whimsically amusing) adjective [UK: ˈkɒ.mɪk.l̩] [US: ˈkɑː.mɪk.l̩] | amusantbijvoeglijk naamwoord grappigbijvoeglijk naamwoord komischbijvoeglijk naamwoord |
comical (being laughable, ridiculous) adjective [UK: ˈkɒ.mɪk.l̩] [US: ˈkɑː.mɪk.l̩] | hilarischbijvoeglijk naamwoord lachwekkendbijvoeglijk naamwoord |