Engels-Nederlands woordenboek »

clothe betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
clothe [clothed, clothed, clothing, clothes] (adorn with clothing)
verb
[UK: kləʊð]
[US: kloʊð]

kledenwerkwoord

clothes [clothes] (apparel)
noun
[UK: kləʊðz]
[US: kloʊðz]

klerensubstantief
{Pl}

clothes-brush (a brush for brushing clothes)
noun
[UK: ˈkləʊðz.brʌʃ]
[US: ˈkləʊðz.brʌʃ]

kleerborstelsubstantief
{m}

clothes dryer (appliance)
noun
[UK: kləʊðz ˈdraɪə(r)]
[US: kloʊðz ˈdraɪər]

wasdrogersubstantief

clothes iron (for pressing clothes)
noun

strijkijzersubstantief
{n}

clothes moth (moth)
noun

kleermotsubstantief
{f}

klerenmotsubstantief
{f}

clothes peg (an object used to attach wet laundry to a clothesline)
noun
[UK: kləʊðz peɡ]
[US: kloʊðz ˈpeɡ]

wasknijpersubstantief
{m}

wasspeldsubstantief
{f}

clothes shop (type of shop)
noun

boutiquesubstantief

kledingwinkelsubstantief
{m}

kledingzaaksubstantief

klerenwinkelsubstantief
{m}

clothes stand (pole with pegs)
noun

kapstoksubstantief
{m}

clothesline (rope or cord for drying clothes)
noun
[UK: ˈkləʊðz.laɪn]
[US: ˈkloʊðz.laɪn]

wasdraadsubstantief
{m}

waslijnsubstantief
{f}

bedclothes [bedclothes] (sheets, blankets, quilts or other coverings used on a bed)
noun
[UK: ˈbed.kləʊðz]
[US: ˈbedkloʊðz]

beddengoedsubstantief
{n}

nightclothes [nightclothes] (clothing worn while sleeping)
noun
[UK: ˈnaɪt.kləʊðz]
[US: ˈnaɪtkloʊðz]

nachtgoedsubstantief
{n}