Engels-Nederlands woordenboek »

certain betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
certain (not specifically named, indeterminate, indefinite)
adjective
[UK: ˈsɜːt.n̩]
[US: ˈsɝː.tn̩]

bepaaldebijvoeglijk naamwoord

zekerebijvoeglijk naamwoord

certain (sure, positive, not doubting)
adjective
[UK: ˈsɜːt.n̩]
[US: ˈsɝː.tn̩]

zekerbijvoeglijk naamwoord

certainly (emphatic affirmative answer)
adverb
[UK: ˈsɜːtn.li]
[US: ˈsɝː.tən.li]

en ofbijwoord

certainly (without doubt, surely)
adverb
[UK: ˈsɜːtn.li]
[US: ˈsɝː.tən.li]

beslistbijwoord

voorzekerbijwoord

waarlijkbijwoord

zekerbijwoord

certainty [certainties] (state of being certain)
noun
[UK: ˈsɜːtn.ti]
[US: ˈsɝː.tən.ti]

zekerheidsubstantief
{f}

ascertain [ascertained, ascertaining, ascertains] (find out; discover or establish)
verb
[UK: ˌæ.sə.ˈteɪn]
[US: ˌæ.sər.ˈteɪn]

constaterenwerkwoord

vaststellenwerkwoord

vergewissenwerkwoord

uncertainty [uncertainties] (doubt; the condition of being uncertain)
noun
[UK: ʌn.ˈsɜːtn.ti]
[US: ʌn.ˈsɝː.tən.ti]

onzekerheidsubstantief
{f}