Engels-Nederlands woordenboek »

but betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
but (although)
conjunction
[UK: bʌt]
[US: ˈbət]

maarvoegwoord

but (except)
conjunction
[UK: bʌt]
[US: ˈbət]

behalvevoegwoord

but (rather)
conjunction
[UK: bʌt]
[US: ˈbət]

echtervoegwoord

butch [butches] (masculine lesbian)
noun
[UK: bʊtʃ]
[US: ˈbʊtʃ]

potsubstantief
{f}

butch (of a man)
adjective
[UK: bʊtʃ]
[US: ˈbʊtʃ]

machobijvoeglijk naamwoord

mannelijkbijvoeglijk naamwoord

stoerbijvoeglijk naamwoord

butcher [butchers] (a brutal or indiscriminate killer)
noun
[UK: ˈbʊ.tʃə(r)]
[US: ˈbʊ.tʃər]

slachtersubstantief
{m}

butcher [butchers] (a person who prepares and sells meat)
noun
[UK: ˈbʊ.tʃə(r)]
[US: ˈbʊ.tʃər]

beenhouwersubstantief
{m}

slagersubstantief
{m}

butcher [butchered, butchering, butchers] (to kill brutally)
verb
[UK: ˈbʊ.tʃə(r)]
[US: ˈbʊ.tʃər]

afslachtenwerkwoord

butcher [butchered, butchering, butchers] (To slaughter animals and prepare meat for market)
verb
[UK: ˈbʊ.tʃə(r)]
[US: ˈbʊ.tʃər]

slachtenwerkwoord

butcher's (butcher’s shop)
noun
[UK: ˈbʊ.tʃərz]
[US: ˈbʊ.tʃərz]

slagerijsubstantief
{f}

butchershop (a butcher's shop)
noun

slagerijsubstantief

butler [butlers] (chief male servant)
noun
[UK: ˈbʌt.lə(r)]
[US: ˈbʌt.lər]

butlersubstantief
{m}

butt [butts] (buttocks)
noun
[UK: bʌt]
[US: ˈbət]

achterstesubstantief
{n}

achterwerksubstantief
{n}

kontsubstantief
{c}

reetsubstantief
{c}

butt [butts] (remnant of a smoked cigarette or cigar)
noun
[UK: bʌt]
[US: ˈbət]

peuksubstantief
{m}

butt in (to join conversation when not welcome)
verb
[UK: bʌt ɪn]
[US: ˈbət ɪn]

onderbrekenwerkwoord

zich inmengenwerkwoord

zich moeienwerkwoord

butter [butters] (soft foodstuff made from milk)
noun
[UK: ˈbʌt.ə(r)]
[US: ˈbʌt.r̩]

botersubstantief
{f}

butter [buttered, buttering, butters] (to spread butter on, see also: spread; butter)
verb
[UK: ˈbʌt.ə(r)]
[US: ˈbʌt.r̩]

beboterenwerkwoord

inboterenwerkwoord

met boter besmerenwerkwoord

butter one's bread on both sides (profit from two things at the same time)
verb

van twee walletjes etenwerkwoord

butter up (to flatter)
verb
[UK: ˈbʌt.ə(r) ʌp]
[US: ˈbʌt.r̩ ʌp]

vleienwerkwoord

butter wouldn't melt in someone's mouth (benign appearance, suggesting the contrary)
phrase

van de prins geen kwaad wetenphrase

butterbur [butterburs] (herb)
noun
[UK: bˈʌtəbˌɜː]
[US: bˈʌɾɚbˌɜː]

hoefbladsubstantief

buttercup [buttercups] (herb of the genus Ranunculus)
noun
[UK: ˈbʌt.əkʌp]
[US: ˈbʌt.r̩.kəp]

boterbloemsubstantief
{f}

butterface (attractive person with unattractive face)
noun

plorksubstantief

butterfly [butterfly] (insect)
noun
[UK: ˈbʌt.ə.flaɪ]
[US: ˈbʌt.r̩.flaɪ]

;substantief

butterfly effect [butterfly effects] noun
[UK: ˈbʌt.ə.flaɪ ɪ.ˈfekt]
[US: ˈbʌt.r̩.flaɪ ɪ.ˈfekt]

vlindereffectsubstantief

butterfly knife (folding pocket knife)
noun

vlindermessubstantief
{n}

butterfly net (net used to collect butterflies)
noun

vlindernetsubstantief

butterfly stroke (swimming stroke)
noun
[UK: ˈbʌt.ə.flaɪ strəʊk]
[US: ˈbʌt.r̩.flaɪ stroʊk]

vlinderslagsubstantief
{m}

buttermilk [buttermilks] (traditional buttermilk)
noun
[UK: ˈbʌt.ə.mɪlk]
[US: ˈbʌt.r̩.mɪlk]

botermelksubstantief
{f}

karnemelksubstantief
{f}

12

Zoek geschiedenis