Engels-Nederlands woordenboek »

borrow betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
borrow [borrowed, borrowing, borrows] (receive temporarily)
verb
[UK: ˈbɒ.rəʊ]
[US: ˈbɑːˌro.ʊ]

lenenwerkwoord

ontlenenwerkwoord

learned borrowing (word borrowed from a classical language into a modern language)
noun

geleerde ontleningsubstantief
{f}

semi-learned borrowing noun

halfgeleerde ontleningsubstantief
{f}

Zoek geschiedenis