Engels-Nederlands woordenboek »

bias betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
bias [biases] (electronics: voltage or current applied to electronic device)
noun
[UK: ˈbaɪəs]
[US: ˈbaɪəs]

voormagnetisatie of a magnetic tapesubstantief
{f}

voorspanningsubstantief
{f}

bias [biases] (inclination towards something; predisposition, partiality)
noun
[UK: ˈbaɪəs]
[US: ˈbaɪəs]

neigingsubstantief

vooringenomenheidsubstantief
{f}

vooroordeelsubstantief
{n}

biased (exhibiting bias; prejudiced)
adjective
[UK: ˈbaɪəst]
[US: ˈbaɪəst]

partijdigbijvoeglijk naamwoord

agoraphobia [agoraphobias] (fear of open spaces)
noun
[UK: ˌæ.ɡə.rə.ˈfəʊ.biə]
[US: ˌæ.ɡə.rəˈfo.ʊ.biə]

agorafobiesubstantief
{f}

claustrophobia [claustrophobias] (fear of closed, tight places)
noun
[UK: ˌklɔː.strə.ˈfəʊ.bɪə]
[US: ˌklɔː.strəˈfo.ʊ.bɪə]

claustrofobiesubstantief

engtevreessubstantief
{f}

odontophobia [odontophobias] (fear of dentistry)
noun
[UK: ˌəʊdəntəfˈəʊbiə]
[US: ˌoʊdəntəfˈoʊbiə]

dentofobiesubstantief
{f}

odontofobiesubstantief
{f}

tandartsangstsubstantief
{m}

tandartsfobiesubstantief
{f}

tandartsvreessubstantief
{f}

phobia [phobias] (irrational or obsessive fear or anxiety)
noun
[UK: ˈfəʊ.bɪə]
[US: ˈfoʊ.bɪə]

fobiesubstantief
{f}

photophobia [photophobias] (excessive sensitivity to light)
noun
[UK: ˌfəʊ.təʊ.ˈfəʊ.bjə]
[US: foʊ.təˈfo.ʊ.biːə]

fotofobiesubstantief

unbiased (impartial or without bias or prejudice)
adjective
[UK: ˌʌn.ˈbaɪəst]
[US: ˌʌn.ˈbaɪəst]

onbevooroordeeldbijvoeglijk naamwoord

onpartijdigbijvoeglijk naamwoord

Zoek geschiedenis