Engels-Nederlands woordenboek »

berry betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
soapberry [soapberries] (its fruit)
noun
[UK: sˈəʊpbəri]
[US: sˈoʊpberi]

zeep-appelsubstantief
{m}

zeepbessubstantief
{m} {f}

zeepbeziesubstantief
{m} {f}

zeepnootsubstantief
{m} {f}

soapberry [soapberries] (woody plant)
noun
[UK: sˈəʊpbəri]
[US: sˈoʊpberi]

sapindussubstantief
{m}

zeepboomsubstantief
{m}

strawberry (flavour)
adjective
[UK: ˈstrɔː.bri]
[US: ˈstrɒ.ˌbe.ri]

aardbeien-bijvoeglijk naamwoord

strawberry [strawberries] (fruit)
noun
[UK: ˈstrɔː.bri]
[US: ˈstrɒ.ˌbe.ri]

aardbeisubstantief
{f}

strawberry [strawberries] (plant)
noun
[UK: ˈstrɔː.bri]
[US: ˈstrɒ.ˌbe.ri]

aardbeiplantsubstantief
{m}

strawberry tree [strawberry trees] (the European plant Arbutus unedo)
noun
[UK: ˈstrɔː.bri triː]
[US: ˈstrɒ.ˌbe.ri ˈtriː]

aardbeiboomsubstantief
{m}

white mulberry (mulberry tree)
noun
[UK: waɪt ˈmʌl.bri]
[US: ˈwaɪt ˈmʌl.ˌbe.ri]

witte moerbeisubstantief
{f}

wineberry (Japanese wineberry)
noun

Japanse wijnbessubstantief
{f}

wolfberry [wolfberries] (Lycium barbarum or Lycium chinense)
noun
[UK: wˈʊlfbəri]
[US: wˈʊlfberi]

Chinese boksdoornsubstantief

wolfberry [wolfberries] (Lycium)
noun
[UK: wˈʊlfbəri]
[US: wˈʊlfberi]

boksdoornsubstantief
{m}

12

Zoek geschiedenis