Engels-Nederlands woordenboek »
authentic betekenis in Nederlands
| Engels | Nederlands |
|---|---|
| authentic (of undisputed origin) adjective [UK: ɔː.ˈθen.tɪk] [US: ə.ˈθen.tɪk] | authentiekbijvoeglijk naamwoord echtbijvoeglijk naamwoord |
| authenticate [authenticated, authenticating, authenticates] (to render authentic) verb [UK: ɔː.ˈθen.tɪk.eɪt] [US: ɒ.ˈθen.təˌket] | authenticerenwerkwoord authentificerenwerkwoord |
| authentication (proof of the identity of a user logging on to some network) noun [UK: ɔ:ˌθen.tɪˈk.eɪʃ.n̩] [US: ɒ.ˌθen.təˈk.eɪʃ.n̩] | authenticatiesubstantief authentificatiesubstantief |
| authenticity (the quality of being genuine or not corrupted from the original) noun [UK: ˌɔː.θen.ˈtɪ.sə.ti] [US: ˌɒ.θən.ˈtɪ.sə.ti] | authenticiteitsubstantief echtheidsubstantief |
| certificate of authenticity noun | certificaat van echtheidsubstantief echtheidscertificaatsubstantief |
