Engels-Nederlands woordenboek »

arm betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
arm [arms] (heraldic bearings)
noun
[UK: ɑːm]
[US: ˈɑːrm]

wapenschildsubstantief
{n}

arm [armed, arming, arms] (to supply with armour or weapons)
verb
[UK: ɑːm]
[US: ˈɑːrm]

bewapenenwerkwoord

arm [arms] (upper appendage from shoulder to wrist)
noun
[UK: ɑːm]
[US: ˈɑːrm]

arm [armen]substantief
{m}

arm [arms] (weapon)
noun
[UK: ɑːm]
[US: ˈɑːrm]

wapensubstantief
{n}

arm in arm (arms linked or around each other's shoulder or waist)
adverb

arm in armbijwoord

gearmdbijwoord

arm to the teeth (to equip with weapons)
verb

tot de tanden gewapendwerkwoord

arm-wrestle (to compete in an arm-wrestle)
verb

armworstelenwerkwoord

arm-wrestler (someone who arm-wrestles)
noun

armworstelaarsubstantief
{m}

armworstelaressubstantief
{f}

arm wrestling (a sport)
noun
[UK: ɑːm ˈres.l̩.ɪŋ]
[US: ˈɑːrm ˈres.l̩.ɪŋ]

armworstelingsubstantief
{f}

armadillo [armadillos] (burrowing mammal covered with bony, jointed, protective plates)
noun
[UK: ˌɑː.mə.ˈdɪ.ləʊ]
[US: ˌɑːr.mə.ˈdɪlo.ʊ]

armadillosubstantief
{m}

gordeldiersubstantief
{n}

kapasiesubstantief
{m}

schildvarkensubstantief
{n}

armband [armbands] (band worn around the arm)
noun
[UK: ˈɑːm.bænd]
[US: ˈɑːrm.ˌbænd]

protestbandjesubstantief
{n}

rouwbandjesubstantief
{n}

armband [armbands] (inflatable band worn round the arms)
noun
[UK: ˈɑːm.bænd]
[US: ˈɑːrm.ˌbænd]

bandjesubstantief
{n}

zwembandjesubstantief
{n}

zwemvleugeltjesubstantief
{n}

armchair [armchairs] (a chair with supports for the arms or elbows)
noun
[UK: ˈɑːm.tʃeə(r)]
[US: ˈɑːrm.ˌtʃer]

fauteuilsubstantief
{m}

leunstoelsubstantief
{m}

armed (equipped, especially with a weapon)
adjective
[UK: ɑːmd]
[US: ˈɑːrmd]

gewapendbijvoeglijk naamwoord

armed conflict (contested incompatibility)
noun

gewapend konfliktsubstantief

armed forces [armed forces] (the military forces of a nation)
noun
[UK: ɑːmd ˈfɔː.sɪz]
[US: ˈɑːrmd ˈfɔːr.səz]

armeesubstantief
{f}

heer [heren]substantief
{n}

heirsubstantief
{n}

krijgsmachtsubstantief
{f}

legersubstantief
{n}

strijdkrachtensubstantief
{Pl}

strijdmachtsubstantief
{f}

troepsubstantief
{m}

troepensubstantief
{Pl}

armed robbery (an instance of robbery where the participants are armed)
noun
[UK: ɑːmd ˈrɒ.bə.ri]
[US: ˈɑːrmd ˈrɑː.bə.ri]

gewapende overvalsubstantief
{m}

Armenian (language)
proper noun
[UK: ɑː.ˈmiː.niən]
[US: arˈmiː.niən]

Armeenseigennam
{n}

Armenian (of, from, or pertaining to Armenia, Armenians, the language or alphabet)
adjective
[UK: ɑː.ˈmiː.niən]
[US: arˈmiː.niən]

Armeensbijvoeglijk naamwoord

Armenian [Armenians] (person)
noun
[UK: ɑː.ˈmiː.niən]
[US: arˈmiː.niən]

Armeensesubstantief
{f}

Armeniërsubstantief
{m}

Armenian Highland (plateau)
proper noun
[UK: ɑː.ˈmiː.niən ˈhaɪ.lænd]
[US: arˈmiː.niən ˈhaɪ.lənd]

Armeens Hooglandeigennam

armful [armsful] (amount an arm or arms can hold)
noun
[UK: ˈɑːm.fʊl]
[US: ˈɑːrm.fʊl]

armvolsubstantief
{m}

12