Engels-Nederlands woordenboek »

anger betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
anger (strong feeling of displeasure, hostility or antagonism towards someone or something)
noun
[UK: ˈæŋ.ɡə(r)]
[US: ˈæŋ.ɡər]

boosheidsubstantief
{?}

woedesubstantief
{?}

anger management (ability to control temperament)
noun

agressiebeheersingsubstantief

woedebeheersingsubstantief

banger [bangers] (sausage)
noun
[UK: ˈbæŋə(r)]
[US: ˈbæŋər]

worstjesubstantief
{n}

changeroom (changing room)
noun
[UK: tʃˈeɪndʒruːm]
[US: tʃˈeɪndʒruːm]

kleedkamersubstantief
{f} or {m}

kleedlokaalsubstantief
{n}

coat hanger (device used to hang up coats, shirts, etc)
noun
[UK: ˈkəʊt ˈhæŋə(r)]
[US: ˈkoʊt ˈhæŋər]

kleerhangersubstantief
{m}

danger [dangers] (exposure to likely harm)
noun
[UK: ˈdeɪn.dʒə(r)]
[US: ˈdeɪn.dʒər]

gevaarsubstantief
{n}

danger [dangers] (instance or cause of liable harm)
noun
[UK: ˈdeɪn.dʒə(r)]
[US: ˈdeɪn.dʒər]

bedreigingsubstantief
{f}

dangerous (full of danger)
adjective
[UK: ˈdeɪn.dʒə.rəs]
[US: ˈdeɪn.dʒə.rəs]

gevaarlijkbijvoeglijk naamwoord

gevaarlijkebijvoeglijk naamwoord

doppelganger (ghostly double of a living person)
noun

dubbelgangersubstantief
{m}

endangered (in danger, at risk)
adjective
[UK: ɪn.ˈdeɪn.dʒəd]
[US: en.ˈdeɪn.dʒərd]

bedreigdbijvoeglijk naamwoord

forest ranger noun

boswachtersubstantief
{m}

hanger [hangers] (clothes hanger)
noun
[UK: ˈhæŋə(r)]
[US: ˈhæŋər]

kleerhangersubstantief
{m}

knaapjesubstantief
{n}

hanger-on [hangers-on] (Someone who hangs on, or sticks)
noun
[UK: ˌhæŋər ˈɒn]
[US: ˌhæŋər ˈɒn]

klitsubstantief
{m}

manger [mangers] (trough for animals to eat from)
noun
[UK: ˈmeɪn.dʒə(r)]
[US: ˈmeɪn.dʒər]

kribbesubstantief

money changer (device for dispensing change)
noun

wisselautomaatsubstantief
{m}

money changer (person who will exchange currency)
noun

geldwisselaarsubstantief
{m}

wisselaarsubstantief
{m}

Stavanger (city in Norway)
proper noun
[UK: stˈavaŋɡə]
[US: stˈævæŋɡɚ]

Stavangereigennam

stranger [strangers] (outsider or foreigner, see also: foreigner)
noun
[UK: ˈstreɪn.dʒə(r)]
[US: ˈstreɪn.dʒər]

buitenlandersubstantief
{m}

buitenlandsesubstantief
{f}

stranger [strangers] (person whom one does not know)
noun
[UK: ˈstreɪn.dʒə(r)]
[US: ˈstreɪn.dʒər]

vreemde [vreemden]substantief
{m} {f}

vreemdelingsubstantief
{m}

vreemdelingesubstantief
{f}

stranger [strangers] noun
[UK: ˈstreɪn.dʒə(r)]
[US: ˈstreɪn.dʒər]

buitenstaandersubstantief
{m}

strange [stranger, strangest] (belonging to another country, foreign)
adjective
[UK: streɪndʒ]
[US: ˈstreɪndʒ]

buitenlandsbijvoeglijk naamwoord

uitheemsbijvoeglijk naamwoord

strange [stranger, strangest] (in quantum mechanics)
adjective
[UK: streɪndʒ]
[US: ˈstreɪndʒ]

strangebijvoeglijk naamwoord

strange [stranger, strangest] (not normal)
adjective
[UK: streɪndʒ]
[US: ˈstreɪndʒ]

raarbijvoeglijk naamwoord

vreemdbijvoeglijk naamwoord

strange [stranger, strangest] (not yet part of one’s experience)
adjective
[UK: streɪndʒ]
[US: ˈstreɪndʒ]

onbekendbijvoeglijk naamwoord

tangerine [tangerines] (fruit)
noun
[UK: ˌtæn.dʒə.ˈriːn]
[US: ˌtæn.dʒə.ˈriːn]

mandarijnsubstantief
{n}

Zoek geschiedenis