Engels-Nederlands woordenboek »

aids betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
AIDS (acquired immune deficiency syndrome, see also: acquired immune deficiency syndrome)
noun
[UK: eɪdz]
[US: ˈeɪdz]

aidssubstantief
{m}

aid [aids] (a person that promotes or helps in something being done; a helper)
noun
[UK: eɪd]
[US: ˈeɪd]

assistentsubstantief

helpersubstantief

hulpjesubstantief

aid [aids] (help; succor; assistance; relief)
noun
[UK: eɪd]
[US: ˈeɪd]

bijstandsubstantief

hulpsubstantief

aid [aids] (something which helps; a material source of help)
noun
[UK: eɪd]
[US: ˈeɪd]

hulpmiddelsubstantief

aid [aids] (subsidy granted to the crown by parliament)
noun
[UK: eɪd]
[US: ˈeɪd]

aidesubstantief

bedesubstantief

aid [aided, aiding, aids] (to support)
verb
[UK: eɪd]
[US: ˈeɪd]

bijstaanwerkwoord

helpenwerkwoord

braid [braids] (sudden movement)
noun
[UK: breɪd]
[US: ˈbreɪd]

ruksubstantief
{m}

braid [braided, braiding, braids] (to intertwine)
verb
[UK: breɪd]
[US: ˈbreɪd]

vlechtenwerkwoord

braid [braids] (weave of three or more strands)
noun
[UK: breɪd]
[US: ˈbreɪd]

vlechtsubstantief

chambermaid [chambermaids] (a maid who handles the chores in a bedroom)
noun
[UK: ˈtʃeɪm.bə.meɪd]
[US: ˈtʃeɪm.bə.meɪd]

kamermeisjesubstantief
{n}

hearing aid [hearing aids] (hearing assistance device)
noun
[UK: ˈhɪər.ɪŋ eɪd]
[US: ˈhɪr.ɪŋ ˈeɪd]

gehoorapparaatsubstantief
{n}

hoortoestelsubstantief
{n}

I have AIDS phrase

ik heb aidsphrase

maid [maids] (female servant or cleaner)
noun
[UK: meɪd]
[US: ˈmeɪd]

kamermeisjesubstantief
{n}

maid [maids] (young female)
noun
[UK: meɪd]
[US: ˈmeɪd]

meidsubstantief
{f}

meisjesubstantief
{n}

mermaid [mermaids] (mythological woman with a fish’s tail)
noun
[UK: ˈmɜː.meɪd]
[US: ˈmɝː.ˌmed]

meerminsubstantief
{f}

zeemeerminsubstantief
{f}

milkmaid [milkmaids] (a young woman who milks the cows on a farm)
noun
[UK: ˈmɪlk.meɪd]
[US: ˈmɪlk.meɪd]

melkmeidsubstantief
{f}

melkmeisjesubstantief
{f}

nursemaid [nursemaids] (child's nurse)
noun
[UK: ˈnɜː.smeɪd]
[US: ˈnɝː.smeɪd]

kindermeisjesubstantief
{n}

raid [raids] (attack for the purpose of making arrests, seizing property, or plundering)
noun
[UK: reɪd]
[US: ˈreɪd]

razziasubstantief
{m} {f}

upbraid [upbraided, upbraiding, upbraids] (to charge with something wrong or disgraceful)
verb
[UK: ˌʌp.ˈbreɪd]
[US: əp.ˈbreɪd]

vermanenwerkwoord

Zoek geschiedenis