Engels-Nederlands woordenboek »

aa betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
aa (a form of lava flow associated with Hawaiian-type volcanoes)
noun
[UK: ˌeɪ.ˈeɪ]
[US: ˌeɪ.ˈeɪ]

scherpe lavasubstantief
{m} {f}

Aachen (city in North Rhine-Westphalia)
proper noun
[UK: ˈɑː.kən]
[US: ˈɑː.kən]

Akeneigennam
{n}

aah (expressing amazement or surprise)
interjection

ochinterjection

Aalborg (city in northern Denmark)
proper noun
[UK: ˈɑːlbɔːɡ]
[US: ˈɑːlboːrɡ]

Aalborgeigennam

aardvark [aardvarks] (mammal)
noun
[UK: ˈɑːd.vɑːk]
[US: ˈɑːrd.vɑːrk]

aardvarkensubstantief
{n}

aardwolf (the mammal Proteles cristatus)
noun
[UK: ˈɑː.dwʊlf]
[US: ˈɑːr.dwʊlf]

aardwolfsubstantief
{m}

maanhaarjakhalssubstantief
{m}

Aaron (biblical brother of Moses)
proper noun
[UK: ˈeə.rən]
[US: ˈe.rən]

Aäroneigennam

Aaron's rod noun

koningskaarssubstantief
{f}

Aaronic (pertaining to Aaron)
adjective

aäronitischbijvoeglijk naamwoord

advocaat (liqueur)
noun

advocaatsubstantief
{m}

eierlikeursubstantief
{m} {f}

Afrikaans (language)
proper noun
[UK: ˌæ.frɪˈk.ɑːns]
[US: ˌæ.frəˈk.ɑːnz]

Afrikaanseigennam
{n}

Zuid-Afrikaanseigennam
{n}

Afrikaans (of or pertaining to the Afrikaans language)
adjective
[UK: ˌæ.frɪˈk.ɑːns]
[US: ˌæ.frəˈk.ɑːnz]

Afrikaansbijvoeglijk naamwoord

baa [baas] (bleating of sheep)
noun
[UK: bɑː]
[US: bɑː]

substantief

baa [baaed, baaing, baas] (to make the cry of sheep)
verb
[UK: bɑː]
[US: bɑː]

blatenwerkwoord

babalaas noun

katersubstantief
{m}

Canaan (historic region)
proper noun
[UK: ˈkeɪ.nən]
[US: ˈkeɪ.nən]

Kanaäneigennam

Canaan Dog noun
[UK: ˈkeɪ.nən dɒɡ]
[US: ˈkeɪ.nən ˈdɔːɡ]

Kanaän-hondsubstantief
{m}

Canaanite (member of ancient Semitic people)
noun
[UK: ˈkeɪ.nə.ˌnaɪt]
[US: ˈkeɪ.nə.ˌnaɪt]

Kanaänietsubstantief
{m}

Canaanite (of or pertaining to this sect or its followers)
adjective
[UK: ˈkeɪ.nə.ˌnaɪt]
[US: ˈkeɪ.nə.ˌnaɪt]

Kanaänitischbijvoeglijk naamwoord

daalder (historic Dutch currency)
noun

daaldersubstantief
{m}

Haapsalu (town)
proper noun

Haapsalueigennam

Haarlem (city in North Holland)
proper noun
[UK: ˈhɑː.ləm]
[US: ˈhɑːr.ləm]

Haarlemeigennam

Haarlemer (person from Haarlem)
noun

Haarlemmersubstantief
{m}

Isaac (son of Abraham and Sarah)
proper noun
[UK: ˈaɪ.zək]
[US: ˈaɪ.zək]

Izaakeigennam
{m}

Izaäkeigennam
{m}

Kaaba (cubical stone building in Mecca)
proper noun

Ka'abaeigennam

kaalgat (stark naked)
adjective

piemelnaaktbijvoeglijk naamwoord

spiernaaktbijvoeglijk naamwoord

kraal [kraals] (enclosure for livestock)
noun
[UK: krɑːl]
[US: krɑːl]

kraalsubstantief

laager (Boer wagon fort)
noun
[UK: ˈlɑː.ɡə(r)]
[US: ˈlɑː.ɡər]

lager [lagers]substantief
{n}

leguaan (any of the monitor lizards)
noun

varaansubstantief
{m}

Maastricht (capital of the province of Limburg in The Netherlands)
proper noun
[UK: ˈmɑː.strɪkt]
[US: ˈmɑː.ˌstrɪkt]

Maastrichteigennam
{n}

Maastrichtian (denizen of Maastricht)
noun

Maastrichtenaarsubstantief
{m}

Maastrichtsesubstantief
{f}

Maastrichtian (geological age)
proper noun

maastrichtieneigennam
{n}

Maastrichtian (pertaining to Maastricht)
adjective

Maastrichterbijvoeglijk naamwoord

Maastrichtsbijvoeglijk naamwoord

12

Zoek geschiedenis