Duits | Nederlands |
---|---|
zu viel | tebijwoord |
zu zweien | getweeëntelwoord |
der Zuave [des Zuaven; die Zuaven] (Angehöriger einer zuerst aus Berberstämmen rekrutierten französischen /Kolonial/truppe) Substantiv | |
das Zubehör Substantiv | |
Zubehörteile | toebehorenwerkwoord |
der Zuber [des Zubers; die Zuber] Substantiv | bakm kuipm teilm |
zubringen [brachte zu; hat zugebracht] Verb | |
die Zucht [der Zucht; die Zuchten] Substantiv | eerbaarheidsubstantief kuisheidsubstantief opvoedingsubstantief reinheidsubstantief vormingsubstantief zuiverheidsubstantief |
züchten [züchtete; hat gezüchtet] Verb | |
das Zuchthaus [des Zuchthauses; die Zuchthäuser] Substantiv | |
züchtig [züchtiger; am züchtigsten] Adjektiv | braafbijvoeglijk naamwoord deugdzaambijvoeglijk naamwoord eerbaarbijvoeglijk naamwoord kuisbijvoeglijk naamwoord reinbijvoeglijk naamwoord zedigbijvoeglijk naamwoord |
züchtigen [züchtigte; hat gezüchtigt] Verb | bestraffenwerkwoord stillenwerkwoord straffenwerkwoord |