Duits-Nederlands woordenboek »

wieder betekenis in Nederlands

DuitsNederlands
die Wiederkehr [der Wiederkehr; —] Substantiv

terugkeersubstantief

terugkomstsubstantief

wederkeersubstantief

wederkomstsubstantief

wiederlegen

ontzenuwenwerkwoord

weerleggenwerkwoord

wiederspenstig Adjektiv

oproerigbijvoeglijk naamwoord

opstandigbijvoeglijk naamwoord

wiederstandsfähig

fermbijvoeglijk naamwoord

forsbijvoeglijk naamwoord

gevestigd

hecht

potigbijvoeglijk naamwoord

robuustbijvoeglijk naamwoord

sterk

stevig

stoerbijvoeglijk naamwoord

struis

vast

der Wiedertäufer [des Wiedertäufers; die Wiedertäufer] Substantiv

wederdoperm

wiederwärtig

afkeerinboezemend

akelig

antipathiekbijvoeglijk naamwoord

naar

onaangenaambijvoeglijk naamwoord

verdrietelijk

vervelend

Wiederwillen

afkeer

antipathiev

hekel

tegenzinm

auf Wiedersehen

adieu

vaarwelinterjection

Zuwiederhandlung

dwarsdrijverij

tegenkantingv

tegenwerkingv

12