Duits-Nederlands woordenboek »

setzen betekenis in Nederlands

DuitsNederlands
ersetzen [ersetzte; hat ersetzt] Verb

inspringenv

vergoedenv

vervangenv

festsetzen [setzte fest; hat festgesetzt] Verb

bepalenv

bestemmenv

bevestigenv

fixerenv

tuigerenv

uittrekkenv

vastmakenv

vaststellenv

in Bestürzung versetzen

onthutsenwerkwoord

ontstellenwerkwoord

ontzettenwerkwoord

verbijsteren

verbluffenwerkwoord

in Schrecken setzen

doenschrikken

schrikaanjagen

verschrikkenwerkwoord

in Verwunderung setzen

bevreemdenwerkwoord

verbazenwerkwoord

verwonderenwerkwoord

nachzusetzen

achtervolgenwerkwoord

najagenwerkwoord

vervolgen

sich eigensinnig in den Kopf setzen

koppigvolhouden

tegenstreven

zichschrapzetten

sich setzen

gaanzitten

plaatsnemenwerkwoord

zichzetten

übersetzen [übersetzte; hat/ist übersetzt] (in +AKK) Verb

overvarenv

overzettenv

translaterenv

vertalenv

umsetzen [setzte um; hat umgesetzt] (in +AKK) Verb

omzettenv

verkopenv

Vertrauen setzen in

toevertrouwenwerkwoord

vertrouwen

vertrouwenhebbenin

123