papier betekenis in Nederlands

Duits	Nederlands
das Papier [des Papieres, des Papiers; die Papiere] Substantiv	effecto fondso papiero waardepapiero
der Papierbogen [des Papierbogens; die Papierbogen, die Papierbögen] Substantiv	bladm bladpapierm velm velpapierm
der Papierkorb [des Papierkorbes, des Papierkorbs; die Papierkörbe] Substantiv	papiermandm prullenmandm snippermandm
papiern	papieren
der Papierstreifen [des Papierstreifens; die Papierstreifen] Substantiv	banderolm kruisbandm wikkelm
das Briefpapier [des Briefpapiers; die Briefpapiere] Substantiv	briefpapiero postpapiero schrijfpapiero
das Löschpapier [des Löschpapieres, des Löschpapiers; die Löschpapiere] Substantiv	vloeipapiero
das Schmirgelpapier [des Schmirgelpapieres, des Schmirgelpapiers; die Schmirgelpapiere] Substantiv	schuurpapiero
spekulieren mit Wertpapieren	agioterenwerkwoord speculerenwerkwoord
das Toilettenpapier [des Toilettenpapiers; die Toilettenpapiere] (Verwandte Form: Toilettepapier) Substantiv	closetpapiero toiletpapiero WC-papiero
Umschagpapier	kaftpapier
das Wertpapier [des Wertpapieres, des Wertpapiers; die Wertpapiere] Substantiv	effecto fondso waardepapiero
das Zeichenpapier [des Zeichenpapieres, des Zeichenpapiers; die Zeichenpapiere] Substantiv	tekenpapiero

Zoek geschiedenis