Duits-Nederlands woordenboek »

mit betekenis in Nederlands

DuitsNederlands
die Mitgift [der Mitgift; die Mitgiften] Substantiv

huwelijksgiftsubstantief

das Mitglied [des Mitgliedes, des Mitglieds; die Mitglieder] Substantiv

lidm

lidmaatm

Mitglied eines Klubs

clublido

Mitlauter

consonant

medeklinkerm

das Mitleid [des Mitleids, des Mitleides; —] Substantiv

barmhartigheidm

genadem

Mitleid haben

beklagen

medelijdenhebben

medelijdenhebbenmet

die Mitra [der Mitra; die Mitren] Substantiv

mijtersubstantief

das Mittagessen [des Mittagessens; die Mittagessen] Substantiv

dinero

middageteno

middagmaalo

Mittagschläfchen

middagslaapjesubstantief

siëstav

slaapjesubstantief

die Mitte [der Mitte; die Mitten] Substantiv

middelmaatsubstantief

middensubstantief

die Mitteilung [der Mitteilung; die Mitteilungen] Substantiv

berichtsubstantief

mededelingsubstantief

tijdingsubstantief

das Mittel [des Mittels; die Mittel] Substantiv

mediumo

middelo

middelmaato

middeno

remedieo

wego

werktuigo

Mittel-

doorsneev

gemiddeld

middelbaarbijvoeglijk naamwoord

midden-

die Fehde [der Fehde; die Fehden] (im Mittelalter) Substantiv

geschilsubstantief

herriesubstantief

motsubstantief

onminsubstantief

ruziesubstantief

strijdsubstantief

123