Duits-Nederlands woordenboek »

häufig [häufiger; am häufigsten] betekenis in Nederlands

Automatisch vertalen:

vaak [vaker; meestal]
DuitsNederlands
häufig [häufiger; am häufigsten] Adjektiv

dikwijlsbijvoeglijk naamwoord

gedurigbijvoeglijk naamwoord

menigmaalbijvoeglijk naamwoord

vaakbijvoeglijk naamwoord

veelbijvoeglijk naamwoord

veelalbijvoeglijk naamwoord

veeltijdsbijvoeglijk naamwoord

veelvuldigbijvoeglijk naamwoord