Duits-Nederlands woordenboek »

grund betekenis in Nederlands

DuitsNederlands
der Grundriß Substantiv

opzetm

planm

plattegrondm

der Grundsatz [des Grundsatzes; die Grundsätze] Substantiv

axiomam

beginselm

grondbeginselm

grondregelm

grondstellingm

kernspreukm

principem

spreukm

stelregelm

zedenspreukm

zinspreukm

grundsätzlich [grundsätzlicher; am grundsätzlichsten] Adjektiv

inbeginselbijvoeglijk naamwoord

inprincipebijvoeglijk naamwoord

Gründund

funderingv

oprichtingv

stichtingv

vestigingv

der Abgrund [des Abgrunds/Abgrundes; die Abgründe] Substantiv

afgrondm

kolkm

aus irgend einem Grunde

omdeeenofanderereden

aus jedem Grunde

omalleredenen

overalom

aus keinem Grunde

nergensom

omgeenenkelereden

zomaarbijwoord

zonderreden

begründen [begründete; hat begründet] Verb

aantonenv

adstruerenv

baserenv

bewijzenv

funderenv

grondvestenv

stavenv

stichtenv

uitwijzenv

vestigenv

waarmakenv

123