Duits-Nederlands woordenboek »

gemeinsam betekenis in Nederlands

DuitsNederlands
gemeinsam Adjektiv

algemeenbijvoeglijk naamwoord

collectiefbijvoeglijk naamwoord

gemeenschappelijkbijvoeglijk naamwoord

gezamenlijkbijvoeglijk naamwoord

samenbijvoeglijk naamwoord

tezamenbijvoeglijk naamwoord